Dit artikel maakt deel uit van een serie. Hier vindt u de vorige delen.
- Verboden woorden en de realiteit
- Overbevolkte arbeiderswijk
- Saneren, maar hoe?
- Buitenlanders in de wijk
- Huisjesmelkers en andere profiteurs
- Noodkreten en dovemansoren
- Schilderswijk voor de Schilderswijkers
- Ivoren torens
- Beschaving en prioriteiten
Het sociale weefsel van de Schilderswijk is in de jaren 60 en 70 zwaar belast; het is niet overdreven om te zeggen dat het aan flarden werd gescheurd. De resterende ‘oude’ bewoners en de immigranten moesten maar zien hoe ze hun dagelijkse problemen oplosten, en problemen waren er in overvloed.
Kijk vooral even dit YouTube-filmpje waarin in drie fragmenten (5.25-8.45, 11.45-15.08 en 16.09-19.12) oude en nieuwe Schilderswijkers met elkaar in gesprek waren. Dit filmpje is uit 1983 – uit een documentaire van Vincent Monnikendam – en we zien autochtone Schilderswijkers praten met bevriende Turkse Schilderswijkers. Het is een leerzaam gesprek.
https://www.youtube.com/watch?v=P-L5ZAJEhAM&feature=youtu.be&ab_channel=HaagseDingen
Het belangrijkste: deze mensen hielpen elkaar. Maar al waren ze vrienden, de oudere Turk sprak geen Nederlands; zijn zoon moest voor hem vertalen. Het heftigste: er was een vechtpartij geweest omdat een Turk de vrouw van een van de Nederlanders zomaar in het kruis gegrepen had waarna de Nederlander hem te lijf ging. De dader had daar vervolgens tientallen kameraden bij gehaald, maar gelukkig was de bevriende Turk ertussen gesprongen en had zelfs voor elkaar gekregen dat de rest excuses had aangeboden.
Hier zien we een opeenhoping van problemen, en omdat het hier ging om goedwillende mensen bleven ze in gesprek. Maar wat doet dit met minder goedwillende mensen? Zoals één van de Nederlanders zei in het derde fragmentje: ‘Dat hele zooitje daar op dat Binnenhof, die eten van ons en wij magge hier met mekaar oorlog maken, wij magge hier ellende hebben.’
Dat was recht in de roos. Deze mensen waren in de steek gelaten door zo ongeveer iedereen, inclusief de gemeente Den Haag. Dat gold zowel voor de oorspronkelijke Schilderswijkers als voor de nieuwkomers.
De gastarbeiders
De gastarbeiders waren speciaal gehaald voor ongeschoold werk en velen van hen waren dus ook ongeschoold. Sterker nog: de helft was analfabeet. Als oudere arbeiders geen zwaar werk meer kunnen doen, zou je ze door willen schuiven naar lichter werk, maar hoe doe je dat met analfabeten?
In 1982 bracht de gemeente een nota culturele minderheden uit waarin stond dat de werkloosheid in deze groep toen al bijna vier keer zo hoog was als onder autochtonen.[i]
In deze nota stond ook dat slechts 12% van de voormalige gastarbeiders de Nederlandse taal ‘redelijk’ sprak.[ii] Geen wonder: deze mensen kwamen weinig Nederlanders tegen en voor taalles waren er lange wachtlijsten. Ik interviewde een opbouwwerker die vanaf begin jaren 80 in de Schilderswijk werkte. Volgens hem werd pas vanaf 1998 – toen de meeste oud-gastarbeiders al zo’n dertig jaar in ons land waren – meer werk gemaakt van taallessen.
Denk even terug aan de oudere Turk uit het filmpje die geen Nederlands sprak. Hij was duidelijk van goede wil, maar zijn collega’s waren waarschijnlijk ook Turken en hij kwam Nederlanders vermoedelijk alleen tegen als hij ze opzocht. Ga dan maar eens een taal leren die ver afstaat van je eigen taal. Bedenk trouwens ook even wat het voor zijn zoon betekende om altijd te moeten tolken; veel gastarbeiderskinderen moesten dit van kleins af aan doen, niet gezond voor een ouder-kindrelatie.
En natuurlijk was deze taalbarrière ook ongezond voor andere relaties; het was een recept voor segregatie. Groepen in de Schilderswijk raakten van elkaar geïsoleerd; de conflicten lagen voor het oprapen en waar woorden niet mogelijk zijn, lijkt vechten onvermijdelijk.
Rijksgenoten
Behalve de gastarbeiders was nog een grote groep immigranten in de Schilderswijk terecht gekomen: de Surinamers en Antillianen.
Velen van hen bleken slecht opgeleid te zijn. Daarom richtte de gemeente al in 1976 de bedrijfstraining voor migranten (BVM) op, alleen: Bij de selectie van de potentiële trainingskandidaten bleek echter dat ongeveer 75 procent zich niet bevond op het niveau van de 5e klas lagere school dat noodzakelijk werd geacht om het zes maanden durende programma van de BVM met goed resultaat te kunnen doorlopen.[iv]
Er werd een voorprogramma bedacht, maar (jong)volwassenen leren nu eenmaal niet meer zo makkelijk als kinderen. De achterstand was voor velen niet in te halen.
Daarnaast bleken sommige Surinamers en Antillianen een werkhouding te hebben die problemen gaf. In 1974 werd dit besproken in een rapport: Rijksgenoten in Den Haag.
De werkloosheid onder Surinamers en Antillianen is groot. (…) Veel gehoorde klachten van werkgeverszijde ten opzichte van de Surinaamse en Antilliaanse groep zijn: laag arbeidstempo, veelvuldig te laat komen en frequent ziekteverzuim. Nederlandse werkgevers worden steeds minder bereid gevonden Surinaamse en Antilliaanse werknemers in dienst te nemen.[iii]
In Den Haag woonde nu een grote groep jonge mannen die in Suriname ook al tot de onderklasse had behoord. In een rapport over een trefcentrum voor Surinamers (1976) wordt deze groep als volgt omschreven: Steeds meer jeugdige Surinamers raken aan drugs verslaafd (…) tegelijkertijd wordt Den Haag met de zeer harde kanten van het drugprobleem geconfronteerd: de toenemende criminaliteit onder een aantal druggebruikers. (…) Een groot deel van deze Surinamers is heel vaak net de puberteit ontgroeid, heeft soms – zoals reeds aangegeven – weinig scholing genoten en komt plotseling op eigen benen te staan in een voor hen vreemde maatschappij.[v]
De rijksgenoten waren als werknemer al snel niet meer zo in trek. Omdat ze wel de Nederlandse nationaliteit hadden, kregen ze automatisch een uitkering, en dat maakte dat sommigen het nut van werken niet meer inzagen.
In 1977 verscheen het rapport ‘Surinamers in Den Haag’. Citaat: Langdurige werkloosheid kan tot sterke persoonlijke problemen leiden, zij kan passiviteit en apathie veroorzaken. Waar deze vorm van werkloosheid geconcentreerd is, kan door groepsvorming van werklozen een subcultuur ontstaan die – aanhakend op deze psychische houdingen en reacties daarvan – zich negatief opstelt.[vi]
In het rapport uit 1974 werd hier ook al op gewezen.[vii]
Confrontatie
In het rapport van 1977 stond: De concentraties van Surinamers in bepaalde Haagse wijken heeft tot een confrontatie geleid tussen verscheidene groepen met verschillende culturele achtergronden. (…) Deze confrontatie is niet altijd even vredelievend verlopen. Niet altijd was beider kanten even gemakkelijk ‘begrip’ voor elkaar te tonen.[viii]
Tja, de smeltkroes bevatte wat te veel elementen. Laat een wijk eerst tientallen jaren verpauperen, plemp hem vol met immigranten uit totaal verschillende culturen, en negeer de problemen zolang je kunt. Wie had kunnen denken dat er iets mis kon gaan…?
Op de volgende bladzijde van het rapport staat hoe men dit op dacht te lossen: Gezien de knelpunten die bij de confrontatie van mensen met verschillen in sociaal-culturele achtergronden in een gezamenlijke achterstandssituatie naar voren komen, is wederzijdse voorlichting een eerste vereiste.[ix]
Men wilde folders verspreiden met informatie over organisaties en overheidsinstellingen, en men wilde voorlichtingsactiviteiten opzetten voor zowel Surinamers als buurtbewoners.
Na de berichten over snel toenemende criminaliteit komt dit vreemd over. Valt crimineel gedrag onder ‘sociaal-culturele verschillen’ of zouden we mogen stellen dat het hier om mensen ging die zich asociaal gedroegen en aangepakt moesten worden? Gewoon: als je steelt/mishandelt/vernielt krijg je straf. Zoiets. En problemen – uitbuiting en discriminatie – moeten aangepakt worden, maar dat spreekt vanzelf.
Lief zijn voor immigranten
In maart 1977 vergaderde de gemeenteraad over de problemen, en de een na de ander benadrukte dat de aanpassing vooral van de Nederlanders moest komen.
Lammers (CDA): Het zal niet zo mogen zijn dat uitsluitend de aanwezigheid van de Surinamers als een probleem wordt ervaren; zo mag het ons inziens niet worden gezien. Het is andersom: de Surinamers in ons midden stellen onze samenleving op de proef. Het is aan ons daarvan iets te maken.(…)
Wij zijn van mening dat de vrijheid van de Surinamers en Antillianen om hun eigen leefwijze aan te houden en hun eigen cultuur te beleven zoveel mogelijk moet worden gerespecteerd. Het kan zeker niet de bedoeling zijn onze eigen cultuur aan hen op te dringen.(…)
Maar om goed te kunnen begeleiden moeten we niet alleen Den Haag kennen, maar ook het Surinaamse leven. En dan moeten we erkennen dat bij ons Nederlanders daaraan nog wel wat ontbreekt. Wij vertrouwen er echter op dat de hulp niet tekort zal schieten om de grote afstand te overbruggen.[x]
Verduyn Lunel (PPR): Ik meen, en ik heb het de heer Lammers ook horen zeggen, dat het begrip aanpassing nog steeds onjuist wordt gebruikt, ook in de nota. Er wordt van uitgegaan dat de Surinamers zich aanpassen aan de Nederlandse situatie. Ik zou daarbij willen zeggen dat dan toch de Nederlandse situatie zich ook heeft aan te passen aan de Surinamer. Dat behoort een wisselwerking te zijn.[xi]
Waar Verduyn Lunel in het rapport gelezen had dat alleen de Surinamers zich aan moesten passen, is mij overigens een raadsel; zelfs de criminaliteit werd vergoelijkt en er was voortdurend sprake van begrip voor de immigranten.
Wethouder Happel (CDA): Het is niet de bedoeling te streven naar een integratie die de Surinamer helemaal aanpast aan de Nederlandse samenleving. Het is niet de bedoeling om er een soort Nederlander van te maken. (…) het moet erom gaan de Surinamer een zodanige vorming en ondersteuning te bieden dat hij zich zelfstandig, kritisch en met zo min mogelijk moeilijkheden en problemen in onze samenleving kan bewegen, desgewenst met behoud van en ruimte voor zijn eigen identiteit.
Wij hebben een veelvormige samenleving en de aanwezigheid van mensen met een andere cultuur en een andere religie dan onze westerse zou misschien best eens verrijkend kunnen zijn.[xii]
Na de zorgwekkende opsomming van problemen, is ‘verrijkend’ toch niet de eerste term die bij mij opkomt. Wat was hier gebeurd? Waar kwam deze eenzijdigheid vandaan?
Ik denk dat het te maken had met de tijdgeest.
Het was de tijd van het anti-apartheidsactivisme. Na de inspirerende strijd van Martin Luther King in de VS was nu de blik gericht op Nelson Mandela in Zuid-Afrika. Velen voelden zich persoonlijk betrokken bij wat daar gebeurde.
Vermoedelijk had deze betrokkenheid nog een ander effect: men ging de strijd elders projecteren op de Nederlandse situatie. Hier hadden we immers ook verschillende rassen? Als mensen met een kleurtje problemen hadden, moest dat wel aan ‘blanke overheersers’ liggen.
Schilderswijkers die dezelfde ellende meemaakten, werden op basis van ras en afkomst verschillend behandeld. Autochtone Schilderswijkers die protesteerden tegen verdringing, moesten wel racisten zijn. Allochtone Schilderswijkers die zich misdroegen, moesten begrip krijgen.
Dat wil niet zeggen dat nu goed voor de minderheden gezorgd werd. De problemen met huisjesmelkers, verkrotting en taalachterstanden waren lastig aan te pakken; respectvol spreken over ‘het behoud van eigen identiteit’ kostte op de korte termijn natuurlijk minder.
Respect voor eigen taal en cultuur
Dit zogenaamde respect voor de identiteit van immigranten heeft een hoop schade veroorzaakt, ook bij de kinderen van immigranten. In theorie valt er vast iets voor te zeggen, maar leest u even mee in de nota culturele minderheden van 1982 wat het onderwijs in eigen taal en cultuur in de praktijk betekende.
Een interne schatting van het ministerie van onderwijs en wetenschappen die uitgaat van de veronderstelling dat het buitenlandse kind vanaf de eerste klas het basisonderwijs in Nederland volgt – een gunstige situatie dus – geeft aan dat van de 6000 uren basisonderwijs er ongeveer 1000 verloren gaan omdat het kind nog geen of onvoldoende Nederlands spreekt. Verder worden 1200 uren gebruikt voor het onderwijs in eigen taal en cultuur en 600 uur doorgebracht bij de taakleerkracht om Nederlands te leren. In de dan resterende 3200 uren moet het buitenlandse kind zich die leerstof eigen maken waarvoor het Nederlandse kind 6000 uren de tijd krijgt.[xiii]
In deze berekening werd nog niet eens meegenomen dat deze kinderen vaak meer school verzuimden dan kinderen van autochtone Nederlanders. Elders in de nota staat: Onlangs heeft de minister van onderwijs en wetenschappen de gemeentebesturen gevraagd zorgvuldig erop toe te laten zien dat door de anderstaligen geen ongeoorloofd verzuim wordt gepleegd. Anderzijds vraagt hij er begrip voor dat deze leerlingen afwezig zijn voor de viering in gezinsverband van nationale feest- en gedenkdagen. Het is jammer dat de minister geen standpunt inneemt ten aanzien van anderstalige kinderen die in het kader van een tijdelijke gezinshereniging buiten de schoolvakanties gedurende vaak enkele weken in het moederland vertoeven.[xiv]
Overigens werd in deze nota niet alleen gepleit voor begrip (in plaats van ingrijpen) bij verzuim; er werd zelfs gepleit voor onderwijs in eigen taal en cultuur aan de kinderen van rijksgenoten, die dit namelijk niet kregen.[xv]
Alsof bij kinderen van gastarbeiders niet al duidelijk was wat voor belasting dit was, en alsof het niet veel beter aan de ouders zelf overgelaten kon worden. Konden ouders hun kinderen op zaterdag niet naar een club of vereniging sturen? Konden ze hen niet zelf hun eigen cultuur meegeven? Waarom moest dit ten koste van onmisbare schooltijd gaan?
Migrantenkinderen raakten veel kostbare uren kwijt aan dit extra onderwijs, en het ergste is: heel vaak ging het niet eens over hun eigen taal en cultuur. Al in 1992 verscheen een boekbespreking in het NRC met veelzeggende anekdotes over twintig jaar van dit onderwijs. Een voorbeeld: Minister van Kemenade bezocht een school en ontdekte dat Arabische les voor Marokkaanse leerlingen nutteloos was; ze spraken geen Arabisch, maar allerlei verschillende Berbertalen.
Ook de eigen cultuur was minder eenvormig dan gedacht; zo waren Turken en Marokkanen niet vanzelfsprekend moslims, maar daar werd wel vanuit gegaan. Erdal Balci schreef in mei 2020: Zo kon het gebeuren dat ik – tot mijn elfde deel van een seculiere, linkse gemeenschap in Turkije – na een jaar in Nederland wonen belandde op een Utrechtse Koranschool. We liepen met zijn allen enorme achterstanden op, en die hadden culturele, religieuze, economische en onderwijskundige oorzaken. Maar Nederland zag nimmer af van dat kwaadaardige, gemakzuchtige experiment waaraan om de tien jaar een nieuwe generatie werd opgeofferd.
Het onderwijs in eigen taal en cultuur was weer een voorbeeld van het bevorderen van segregatie: kinderen werden in het vakje geduwd waarin ze ‘hoorden’ zelfs als ze er niet in pasten. Landelijk beleid, maar ook toegepast in Den Haag.
Het zelfversterkende effect van omvolking
In vorige artikelen zagen we al hoe het kwam dat de immigranten vooral in de oude wijken terecht kwamen. Maar wat voor effect heeft het als vestiging in andere wijken ontmoedigd is door te dure huizen of zelfs regelrechte maatregelen om buitenlanders buiten de wijk te houden? Dan zullen binnen de gemeenschap al snel de verhalen rondgaan over buurten waar men niet welkom is. Dan wordt een wijk als de Schilderswijk vertrouwd terrein – eigen territorium – tegenover een vijandige buitenwereld. Dan worden op den duur autochtonen als indringers gezien. En hoe verder de wijk verkleurt, hoe makkelijker het voor immigranten is om alleen nog contacten binnen de eigen gemeenschap te hebben.
Ook aan de kant van de autochtonen was er een zelfversterkend effect van omvolking: voor hen werd de wijk steeds minder leefbaar. De Schilderswijkers hadden te maken met mensen die hun taal niet spraken en in hun ogen heel rare dingen deden: denk aan de Marokkanen die een geit ritueel wilden slachten of aan afwijkende ideeën over de rol van de vrouw. Uit het filmpje van 1983 bleek al dat sommige buitenlanders ervan uitgingen dat Nederlandse vrouwen geen respect verdienden. Veel Nederlandse vrouwen hebben dit meegemaakt, en ook ik spreek uit ervaring.
Klachten over deze problemen werden vaak genegeerd of zelfs racistisch genoemd; voor de oorspronkelijke bewoners was het doorgaans slikken of stikken. Al deze zaken maakten dat veel Nederlanders zich steeds minder thuis voelden in de Schilderswijk, en daar kwam een belangrijke factor bij: de scholen verkleurden nog eerder dan de wijk zelf.
Zwarte scholen
In het rapport uit 1974 – Rijksgenoten in Den Haag – werden de cijfers van een basisschool in een van de oude wijken gegeven.[xvii] Overigens werd in onderstaand fragment nog hoopvol gesproken over een evenwichtiger spreiding van de rijksgenoten over de (gehele) stad, maar u begrijpt al dat dit natuurlijk niet gebeurde. De oude wijken mochten het zelf oplossen.
Hier waren de autochtone kinderen in 1974 al in de minderheid, en stel je even voor wat dit voor het onderwijs betekende. De allochtone kinderen stroomden vaak later in en hadden dan andere scholing gehad; bovendien was er een taalbarrière. Surinaamse kinderen spraken volgens dit rapport thuis geen Nederlands, maar Sranan Tongo, een mengtaal van Nederlands, Engels, Portugees en Afrikaanse talen. Antilliaanse kinderen spraken Papiamento, kinderen van gastarbeiders spraken Turks, Arabisch en verschillende Berbertalen.
Neem klas 1a uit bovenstaand voorbeeld: ga maar eens 22 kinderen lezen en schrijven leren (klas 1 = groep 3) terwijl elf kinderen Sranan Tongo spreken, twee kinderen Papiamento, twee kinderen Turks, en twee kinderen een Berbertaal. Een groot deel van de tijd zal opgaan aan de taalachterstand van deze leerlingen; de gewone lesstof zal voor alle leerlingen in de verdrukking komen.
Daarnaast werd in het rapport (blz. 3) nog een extra taak voor de leerkracht (en de klas!) bedacht: Het versterken van wederzijds begrip en derhalve doorbreking van isolatie kan worden bevorderd door het organiseren van projecten waardoor de Nederlandse kinderen meer inzicht verkrijgen in de omstandigheden waarin jonge ‘ontwikkelingslanden’ als Suriname en de Antillen verkeren. Uiteraard moeten de jeugdige rijksgenoten hierbij actief worden ingeschakeld.
Zoals Femke Halsema ooit zei: ‘Kinderen zijn geen sociaal experiment.’ Zij is daar zwaar om bekritiseerd omdat haar eerdere uitspraken precies omgekeerd waren, maar los van haar hypocrisie had ze natuurlijk een punt. De meeste ouders willen het beste voor hun kinderen en voor veel autochtone Schilderswijkers was de verandering van de schoolbevolking de druppel die de emmer deed overlopen. Ze zagen geen toekomst meer voor hun kinderen en vertrokken. De immigranten bleven achter en vormden uiteindelijk de meerderheid.
Integratie voorkomen
De verdrijving van de oorspronkelijke Schilderswijkers was een tragedie, maar de positie van de nieuwe Schilderswijkers was evenmin benijdenswaardig. Integratie was vrijwel onmogelijk omdat veel immigranten nauwelijks nog in aanraking kwamen met de Nederlandse samenleving. Waarin moesten ze integreren?
Om nog even terug te komen op het filmpje uit 1983: daarin zie je hoe de autochtonen en allochtonen elkaar scherp hielden. De Turkse jongen was boos over discriminatie door een Nederlander, een autochtoon vertelde hoe ook Nederlandse Schilderswijkers als minderwaardig werden behandeld. Omgekeerd spraken de Nederlanders over ‘de’ Turken die vrouwen respectloos behandelden, waarop de jongen hen rechtzette: niet alle Turken doen dat.
Dat is samenleven, dat is integratie.
Maar deze samenleving werd in de Schilderswijk vanaf het begin gesaboteerd door kortzichtig en soms zelfs immoreel beleid. De gemeente sprak mooie woorden over integratie, maar koos in de praktijk voor segregatie. Met alle gevolgen van dien.
Sommigen zullen na lezing van dit stuk misschien concluderen dat het geen wonder is dat zoveel allochtonen crimineel werden. Pak mensen kansen af en ze zullen zich wreken, toch?
Ik vind dat gebrek aan kansen (een deel van) een verklaring kan zijn, maar nooit een excuus. Wat jou ook is aangedaan, je hebt een eigen verantwoordelijkheid. Een slechte start kan nooit rechtvaardigen dat iemand gaat roven, mishandelen, moorden of verkrachten.
Misdaad goedpraten is een klap in het gezicht van degenen die vanuit dezelfde uitgangspositie wel iets van hun leven gemaakt hebben.
Dit goedpraten van slecht gedrag komt helaas veel voor, zoals ook hierboven weer duidelijk werd in de reacties in de raad. En dat was een landelijk probleem.
In een eerder stuk besprak ik eens een interview met een oud-ambtenaar van Binnenlandse Zaken, Walter Palm. Deze man was 35 jaar lang – van 1982 tot 2017 – belast met integratiebeleid. In het interview werd duidelijk dat Palm in feite tegen integratie is en elke kritiek op minderheden als discriminatie en islamofobie ziet. Natuurlijk was hij niet alleen verantwoordelijk voor het gevoerde beleid, maar het zegt wel iets over de sfeer op een departement dat iemand met zijn overtuigingen daar zo lang de scepter kon zwaaien.
En wat is het resultaat als problemen worden genegeerd en slecht gedrag wordt beloond?
Als een tuinman goede planten vertrapt en onkruid laat staan, zal zijn tuin een wildernis worden.
In dit artikel heb ik het zorgvuldig niet over de islam gehad, want het beleid op dat vlak verdient een eigen artikel. Het volgende stuk gaat over islamisering promoten.
Vond je dit artikel goed? Steun Maaike van Charante via repelsteeltje.backme.org
Voor meer artikelen, zie deze link.
Op de hoogte blijven van nieuwe artikelen? Volg Maaike (Repel) op Twitter.
Ter info:
- Voor de vele citaten uit de documenten van het Haags Gemeentearchief, zie de voetnoten.
[i] Bijlage 1982-227 Nota culturele minderheden (blz. 18) werkloosheid onder oud-gastarbeiders vier keer zo hoog (blz. 61) analfabetisme bij sommige groepen 50-70 procent
[ii] Bijlage 1982-227 Nota culturele minderheden (blz. 19) slechts 12% van de gastarbeiders sprak in 1982 ‘redelijk’ Nederlands
[iii] Map BNR 0828-7839 Rapport rijksgenoten in Den Haag september 1974 blz. 12 slechte werkhouding Surinamers
[iv] Bijlage 1982-227 Nota culturele minderheden (blz. 20) 75 procent van de trainingskandidaten (rijksgenoten) voor BVM bevond zich niet op niveau 5e klas lagere school
[v] Map BNR 0828 7843 Conceptrapport over trefcentrum Surinamers (maart 1976) blz. 5 over drugsverslaving bij jonge Surinamers
[vi] Bijlage 1977-97 Rapport Surinamers in Den Haag (blz. 43) over werkloosheid en groepsvorming die leidt tot een negatieve subcultuur
[vii] Map BNR 0828-7839 Rapport rijksgenoten in Den Haag september 1974 blz. 12 stijging criminaliteit sneller dan op grond van toegenomen immigratie verwacht zou mogen worden
[viii] Bijlage 1977-97 Rapport Surinamers in Den Haag (blz. 93) over confrontatie tussen verscheidene groepen met verschillende culturele achtergronden
[ix] Bijlage 1977-97 Rapport Surinamers in Den Haag (blz. 94) over wederzijdse voorlichting als eerste vereiste
[x] 21 maart 1977 (Handelingen 1977 blz. 134) Lammers (CDA) over vooral geen eigen cultuur opdringen aan Surinamers
[xi] 21 maart 1977 (Handelingen 1977 blz. 139) Verduyn Lunel (PPR) over wisselwerking
[xii] 21 maart 1977 (Handelingen 1977 blz. 142) CDA-wethouder Happel (maatschappelijk welzijn en volksgezondheid) over verrijking
[xiii] Bijlage 1982-227 Nota culturele minderheden (blz. 25) migrantenkinderen krijgen in de praktijk veel minder lesuren dan autochtone kinderen
[xiv] Bijlage 1982-227 Nota culturele minderheden (blz. 29) over veel schoolverzuim bij migrantenkinderen
[xv] Bijlage 1982-227 Nota culturele minderheden (blz. 28) pleidooi voor meer onderwijs op school in eigen taal en cultuur
[xvii] Map BNR 0828-7839 Rapport rijksgenoten in Den Haag september 1974 blz. 2 cijfers leerlingen basisschool
.