‘De elites zijn helemaal in zichzelf gekeerd, het is tijd voor verandering’, ‘De traditionele politieke partijen proberen ons wijs te maken dat we door moeten gaan op de ingeslagen weg. Van meer mondialisering, meer economische groei, meer produceren, meer consumeren.’, ‘Het is tijd voor vernieuwing. De mensen die al decennialang ronddraaien in de baantjescarrousel van het partijkartel moeten maar eens plaatsmaken voor mensen uit de praktijk.’ Strijdlustige kreten uit campagnefilmpjes. Al die nieuwe partijen die binnen zijn gekomen met een idee om de politiek te veranderen. Maar die traditionele kartel-elites gaan, vooralsnog, nergens heen.
De theorie van onze parlementaire democratie is simpel: Alle meningen kunnen meedoen, want als geen partij ze vertegenwoordigt kun je die partij zelf oprichten. Een aantal steunbetuigingen, een paar formulieren en je staat op het stembillet. Daarna haal je zetels, zet je mensen in de kamer, en dan moeten ze naar je luisteren! Nee? Oke, nou dan kunnen we lastige vragen stellen. En tegen hun voorstellen stemmen. En aan de kaak stellen welke misstappen ze maken. Wacht maar, die kiezer straft je wel af…
De weerbarstige realiteit is dat onze democratie stuk is. Na de verkiezingen zoekten partijen een coalitie, waarvoor ze demissionaire kabineten laten zitten totdat er een deal ligt. Principes, breekpunten en andere geladen termen vliegen over tafel om de prijs op te drijven, maar uiteindelijk krijgt iedere partij een lading plussen en minnetjes van wat ze wel en niet hebben gehaald. Als de partijstrategen daar klaar mee zijn worden alle neuzen intern één kant op gezet. Lastige mensen worden aangesproken, gemanipuleerd of gekocht. En uiteindelijk komen de leiders weer bij elkaar, worden krabbels gezet en kan de democratie weer in de opslag bij het andere reclame-materiaal.
De basis van dit defect is de fractiedicipline: De grote partijen zijn er inmiddels meesters in om hun fracties te vullen ja-knikkers, loyale prutsers en carrièrepolitci. Die eerste twee groepen zijn vulling: Ze hebben geen ruggegraat om mee te beginnen en/of ze hebben geen enkele competentie die een kamerzetel rechtvaardigt. Zo nu en springt een Ybeltje Berkelmoes uit de band, maar de dreiging van pek en veren hier en een bugemeesterschapje daar houdt de meeste kikkers wel vier jaar in de kar. Dan zijn er de carrièrepolitici: Het kleine kerngroepje van de partij die 100% aan boord is voor het werk, de macht en het geld. En soms, als het niet de VVD is, met een beetje ideologische motivatie. Voor zo’n beroeps is het kamerlidmaatschap een tussenstop, die groeien nog jaren door in de partij en vervullen hoge functies en hopen te eindigen als ‘partij-coryfee’
Het zelf-versterkende kartel
Maar waarom is dit een probleem? Uiteindelijk is het toch hun eigen keuze, en de regering wordt er wel stabieler op als iedereen achter zijn partij blijft staan. Toch?
Helaas is dit niet hoe ons parlementair stelsel is bedacht. Volksvertegenwoordigers zijn geen deel van de regering, ze hebben geen functie in het ‘stabiel’ houden van een kabinet. Hun taak is controle van de regering en het maken van wetten, en die dingen zijn niet te rijmen met een al te innige band met diezelfde regering. Bovendien zet het de hele integriteit van het parlement onder druk: Hoe veel motivatie heb je nog, als je weet dat een groot deel van je ambtsgenoten niet ‘zonder last’ spreekt zoals de grondwet voorschrijft?
En zo verdwijnen idealisten langzaam uit de kartelpartijen. Het is een zelfreinigend systeem: Loyaliteit is de weg omhoog, competentie niet. Tenminste iedere vier jaar worden lastposten of moegestreden idealisten vervangen door jong bloed, waar dan weer de betrouwbaarste ja-knikkers uit worden geselecteerd. De sateliet-partijen die zo’n beetje rondom de macht zweven (denk aan CU, GroenLinks en bij tijd en wijlen de SP) hebben tegen wil en dank een vergelijkbare dynamiek: Principiële idealisten, de pitbulls die zich vast bijten in dossiers om de regering écht ter verantwoording te roepen, krijgen bijna niets voor elkaar, omdat meedraaien met de regering de norm is. Moegestreden geven ze het op, terwijl hun meer meegaande collega’s kleine dingetjes voor elkaar krijgen en uiteindelijk vanuit de regeringspartijen kans maken op steun voor hun volgende carrièrestap.
En zelfs als je faalt dan is dat nog niet het einde: Zo lang je maar faalt in dienst van je partij maken daden of leugens weinig uit. Zo lang je jezelf loyaal nuttig kan maken is er altijd wel een baantje voor je beschikbaar. Zodoende is het in ieders belang om dit systeem te laten draaien.
Dus, hoe breken we dit systeem van in elkaar hangende belangen? Er is geen ‘complot’ om te onthullen, iedereen handelt uit eigenbelang en draagt zo bij aan het draaien van de wieltjes. Ook de kartelpartijen zijn niet de oorzaak, ze zijn een gevolg van dit systeem. Een felle revolutie zou dus niets oplossen, tenzij deze alle bestaande machtsnetwerken zou breken, nog grondiger dan de Franse revolutie dit deed. Partijen dan? Als we stemmen op anti-partijen als de PVV, PvdD en FvD, dan veranderen de spelers, maar breekt dat het systeem niet zomaar.
Politieke aardverschuivingen zijn in Nederland zeldzaam, dus er zal voor iedere partij een opkomstperiode zijn. In die tijd wordt een nieuwe speler een sateliet, met kans op samenwerking. Soms komt het tot goede samenwerking waarbij zo’n satelietpartij vaker mag meedoen, zoals de ChristenUnie die in Balkenende IV de eurosceptische houding die winst had opgeleverd in het referendum over de Europese Grondwet snel liet varen. En soms bevestigt de samenwerking de status van een echte anti-partij, zoals de gedoogconstructie met de PVV die ontaardde in een cordon sanitaire dat nu nog steeds bestaat. Dus zo is een nieuwe partij geen garantie voor succes: Ze verandert in een sateliet (CU), wordt zelf een principeloze systeempartij (D66) of ze staat voor altijd in de hoek als anti-partij.
Dat maakt anti-partijen helaas nog niet onze helden tegen het systeem: Een anti-partij draait op motivatie van een klein groepje mensen, en die motivatie raakt snel op als je geen enkel resultaat kan halen. Ook is de ‘rek’ die in de meeste partijen zit beperkt: Op een gegeven moment stagneert de groei en vallen ook de vooruitzichten tegen. Sommige idealisten verliezen hoop, oppertunisten lopen weg: Vooral de beste mensen kunnen iets beters gaan doen met hun tijd. Dit kan pas veranderen als anti-partijen 50% van de zetels halen en gaan samenwerken. Dat laatste lijkt een dooddoener, maar ook deze gemarginaliseerde partijen vechten regelmatig meer tegen elkaar dan tegen het systeem dat iedereen in de marge houdt.
De oplossing
De oplossing ligt ook gelijk in dat laatste. Geen enkele partij gaat het systeem omgooien, een verandering van kijk op de politiek wel: Op dit moment wordt alles in de media en het publieke debat afgezet tegen links en rechts, de traditionele tegenstelling tussen ondernemers en arbeiders. Op zijn best is deze tegenstelling achterhaald, op zijn slechtst misleidend, als je kijkt naar dit systeem. Het is immers een veel grotere tegenstellig of een partij een kartelpartij of een anti-partij is, want de eerste heeft een tastbaar belang om niet met de tweede samen te werken. Tussen links en rechts, of seculier en christelijk, kan ieder principe gedraaid en gebogen worden als de noodzaak voor samenwerking er is. Zie bijvoorbeeld paars. Of Rutte IV.
Er moet dus een nieuwe stemwijzer komen, die aan de hand van verschillende vragen bepaalt waar op het systeem-spectrum de kiezer valt. Daarna kan nog worden bepaald hoe het zit met een aantal belangrijke principekwesties en dan rolt er een advies uit, met zo’n mooi politiek kompas plaatje met als y-as het systeem-spectrum van ‘anti’ tot ‘kartel’
Ook moeten de media rekening houden met deze analyse. Journalisten mogen best eens zeggen: ‘Ja, de minister loog de boel bij elkaar, maar geen van de systeempartijen in het kabinet lijkt er een probleem mee te hebben, er zijn geen dissidenten, dus het hele debat wordt een natte scheet’. Of: ‘Hier in de studio zit fractievoorzitter Baudet, vertelt u eens, blijft u na de verkiezingen een antipartij of gaat u proberen om in de satelietstatus te komen? ‘
Maar het belangrijkste: De mindset van de kiezer moet veranderen. Het eindeloze gekissenbis tussen links en rechts kan -en moet- veranderen van karakter: We zijn eerst allemaal anti-partijen (of kartel-aanhangers) en daarnaast hebben we nog verschillen tussen links en rechts. En tussen christelijk en athïst. En tussen progressief en conservatief.
Aangezien we een media-bestel hebben dat profiteert van de politiek als entertainment-poppenkast zullen we zelf de microfoon moeten pakken om deze verandering teweeg te brengen. Protesteer dus tegen ieder links-rechts denken wat je hoort. Zie dat progressie in alle richtingen kan bestaan. Leg deze mindset uit aan anderen. Analyseer, denk na, en produceer je eigen content. Een mindset verandert bij je zelf als eerste, daarna kun je hem uitdragen. En het mooiste is dat deze alternatieve kijk op de politiek niet iets is waardoor (bijvoorbeeld) je baan gevaar zou lopen, zoals de standpunten van sommige partijen. Nee, dit is een manier van kijken, die iedereen kan gebruiken om voor zichzelf beter te gaan zien.