Ooit was er een tijd dat ik dacht dat binnen de Verenigde Naties, en zeker waar het organen die zich met
mensenrechten bezighouden betreft, allemaal wijze mannen en vrouwen zitten die oprecht streven naar een wereld waar mensenrechten gerespecteerd worden. Mocht u nog in die illusie verkeren help ik u graag uit deze droom.
Wat is er (nu weer) aan de hand?
Turkije, u weet wel dat land waar mensenrechtenactivisten, journalisten en dissidenten vervolgd worden, is benoemd tot vice-voorzitter van het orgaan dat toeziet en legitimiteit geeft aan non-gouvernementele organisaties binnen de VN die zich bezighouden met mensenrechten. Een orgaan waar overigens ook landen als China, Iran en Cuba zitting in hebben.
Misschien ben ik wel te kritisch op Turkije. We hebben het immers wel over het land waarvan president Erdogan de laatste was die de ‘prestigieuze’ Al-Gaddafi International Prize for Human Rights won (ja die prijs bestaat echt en is niet een cynische tegenhanger van echte mensenrechtenprijzen zoals de razzies dat zijn bij de Oscars). Deze aanstelling komt ongeveer een maand na een vernietigend rapport van Nils Melzer, de door de VN aangestelde rapporteur inzake martelingen en andere wrede, inhumane of denigrerende behandelingen of straffen. Melzer spreekt van grootschalige mensenrechtenschendingen waaronder ernstig fysiek en psychisch geweld, verkrachtingen en duidelijke Turkse pogingen deze schendingen te verdoezelen. Tegelijkertijd legde het Stockholm Center for Freedom 102 gevallen van dodelijke slachtoffers als gevolg van verdachte omstandigheden als martelingen, ondervoeding en andere wantoestanden vast. Blijkbaar vormen dit soort rapporten niet voldoende aanleiding om deze aanstelling te heroverwegen.
Helaas gaat het hier niet om een uitzondering. Zo was er vorig jaar de benoeming van notoire mensen- en vrouwenrechtenschender Saudi-Arabië in de commissie van de Verenigde Naties die zich bezighoudt met vrouwenrechten. U weet wel dat land waar in 2002 15 meisjes omkwamen omdat de sharia-politie de meisjes ervan weerhield een brandend schoolgebouw te verlaten (omdat zij geen hoofddoekjes droegen en er geen mannelijke begeleiding was) en waarvan het World Economic Forum stelt dat er slechts drie landen zijn waar vrouwen er slechter aan toe zijn. Gert Jan Seegers zei hier destijds over dat deze aanstelling is alsof je een pyromaan hoofd van de brandweer maakt.
Sommigen zijn van mening dat dergelijke aanstellingen er juist toe kunnen bijdragen dat de mensenrechtensituatie beetje bij beetje verbetert en zo een steuntje in de rug kan zijn.
Een stelling waar Hillel Neuer, directeur van de NGO UN Watch gehakt van maakt door erop te wijzen dat gedurende de ruim tien jaar dat Saudi-Arabië lid is van de mensenrechtencommissie er geen enkele vooruitgang is geboekt.
Je kan je afvragen wat nu eigenlijk het probleem is met dergelijke aanstellingen. Allereerst zijn er natuurlijk de morele implicaties en de vraag hoeveel geloofwaardigheid er bij zulke instituties overblijft.
Belangrijker dan de gevolgen voor de VN vind ik wat dit soort aanstellingen betekenen voor de mensenrechtensituatie in de landen zelf. Allereerst zorgt zitting in dergelijke organen ervoor dat landen een krachtig wapen in handen hebben om te voorkomen dat hun schendingen veroordeeld worden. Bovendien creëer je zo valse internationale legitimiteit. Tot slot werkt het natuurlijk zeer demoraliserend voor diegenen die echt strijden voor mensenrechten in deze landen. Het eerder genoemde steuntje in de rug, wordt zo eerder een dolksteek.
Rest de vraag wat we dan met dit soort mensenrechtenorganisaties aan moeten. Het mooiste zou natuurlijk zijn als we deze kunnen omvormen naar eerlijke organen met objectieve criteria en daadkracht. Helaas is dit een hopeloos naïef en daarmee onrealistisch droombeeld.
Een alternatief is de boel dan maar op te doeken. Maar ja, ook dat lijkt niet heel realistisch en bovendien is er dan helemaal geen ruimte meer voor diegenen die zich oprecht via dergelijke instituten bezig willen houden met mensenrechten.
Wat overblijft is de optie waar we met zijn allen erkennen dat we het hier niet over de idealistische, wereld verbeterende organen hebben die het zouden moeten zijn. Het logische gevolg is dan ook dat we uiterst kritisch zijn naar dit soort instanties en hun handelen.
Kortom; laten we ophouden te doen alsof de leden van de mensenrechtenorganisaties van de VN een raad van wijzen is die op basis van eerlijke, objectieve criteria streeft naar een rechtvaardige wereld waarin mensenrechten gewaarborgd zijn. Doen we dat niet, zitten we er niet alleen hopeloos naast maar lopen we een reëel risico dat er meer kwaad dan goeds uit onze goede bedoelingen komt.