Sinds de boeren in oktober vorig jaar optrokken naar het Malieveld, is het niet meer rustig geworden rondom de agrarische sector.
Woensdag 5 februari brak het Kabinet een overleg met de boerenorganisaties af. Waarom? Omdat FDF (Farmers Defence Force) in een brief de verdenking geuit had dat het Kabinet achter de rug van de boeren onderhandelt met andere partijen en dat die partijen de boeren ‘als een Judas’ willen verraden. FDF waarschuwde de ‘vleesbazen, zuivelbobo’s, voerboeren en bankiers’ dat ze hun draagvlak bij de boeren voorgoed kwijt zouden zijn als ze dat zouden doen.
Foei. Dat kon natuurlijk niet. FDF moest excuses aanbieden en deed dat ook.
Maar hoe onterecht was dat verwijt eigenlijk?
Op 6 februari kwam een filmpje online van het Boerenjournaal waarin een contract werd besproken tussen LTO – de officiële belangenbehartiger van de boeren – en energiebedrijf TenneT. Dit contract is trouwens in te zien op de site van De Blauwe Tijger, en als je het leest, kan je je afvragen in hoeverre LTO de belangen van de boeren op het oog had. Daar komt bij dat het bepaald niet de eerste keer is dat het erop lijkt dat ‘andere partijen’ over de hoofden van de boeren heen onderhandelen en daarbij niet erg ‘boervriendelijk’ zijn.
Toch ging de ophef in de media niet over de klacht van FDF, maar over hun botte taalgebruik.
Overigens zijn er ook genoeg boeren die boos waren over deze (en eerdere) uitspraken van FDF, want het is duidelijk dat dit soort voorvallen tegen de boeren gebruikt wordt. Dit akkefietje zorgde weer voor negatieve berichtgeving over ‘de boeren’ en dat terwijl er nog een negatief bericht bij kwam dat veel aandacht trok.
Living Planet Report Nederland: Natuur en landbouw verbonden
Op 6 februari kwam een rapport uit over de toestand van de natuur in Nederland en de rol van de agrarische sector daarin. Veel media schreven bezorgde artikelen met verontrustende koppen, zoals: ‘Halvering aantal wilde dieren in Nederland sinds 1990, stikstof grote boosdoener’ (het AD) ‘WNF: helft minder wilde dieren op heide en boerenland door stikstof’ (NOS) ‘Duinpieper legt het loodje. En hij niet alleen’ (NRC). En natuurlijk kwam het rapport ook in het NOS-journaal.
Een stelling in het rapport: ‘Een toekomstbestendige landbouw ijkt de activiteiten aan de draagkracht van het ecosysteem en neemt biodiversiteit als basis’ (blz. 90). Het is duidelijk: de natuur is de maatstaf en de landbouw moet zich daar maar aan aanpassen.
Is dat een vreemd standpunt?
Natuurlijk niet. Dit rapport is namelijk geschreven in opdracht van een hele reeks natuurorganisaties: Wereld Natuur Fonds, Naturalis Biodiversity Center, Stichting ANEMOON, EIS Kenniscentrum Insecten, FLORON, Nederlandse Mycologische Vereniging, RAVON, Sovon Vogelonderzoek Nederland, en De Vlinderstichting en Zoogdiervereniging.
Deze organisaties komen op voor de natuur en zij hebben het volste recht om de natuur belangrijker te vinden dan al die lastige vervuilende mensen die ook in Nederland willen wonen.
Maar zou het niet handig zijn als de media deze standpunten dus ook als een mening brachten in plaats van puur als doorgeefluik te fungeren? In het NOS-journaal kwamen natuurbeschermers aan het woord en er werd niet één kritische vraag gesteld. In alle media die ik gezien heb werd de boodschap van het rapport klakkeloos overgenomen, en die boodschap was:
De natuur in Nederland is in nood en de grootste schuld daarvoor ligt bij de boeren.
Toch zijn er een aantal passages in het rapport waar je wel wat vragen bij kunt stellen. Hier en daar lijkt het rapport zichzelf tegen te spreken, en er staan sowieso een hoop zaken in die meer aandacht verdienen.
Wensnatuur
Om te beginnen gaat het rapport uit van gewenste natuur in plaats van natuurlijke ontwikkelingen. Lees eerst op blz. 8 (alle vetgedrukte teksten in dit artikel van R): Het Nederlandse landschap is een cultuurlandschap waar landbouw van oudsher een stevig stempel op drukt. Ruwweg twee derde van het landoppervlak is momenteel in agrarisch gebruik; in natuurgebieden zijn heide en schrale graslanden een erfenis van voormalige agrarische praktijken.
Onthoud u dit even: ‘heide en schrale graslanden zijn een erfenis van voormalige agrarische praktijken.’ Het gaat hier dus niet om oernatuur, maar om natuur die alleen kunstmatig kan blijven bestaan.
En dat kunstmatige blijkt wel, bijvoorbeeld op blz. 62: Het areaal bos is sinds 1990 weinig veranderd. Tussen 1990 en 2013 nam het areaal licht toe door aanleg van nieuwe bossen (…) Maar die groei van bosareaal is de laatste jaren weer bijna teniet gedaan door kap, in veel gevallen om open natuur te creëren (Schelhaas et al., 2017).
Van nature is Nederland een bosland, maar bossen zijn niet altijd gewenst en worden dan gekapt om open natuur te ‘creëren’: wensnatuur dus
Verderop lezen we (blz. 86): De LPI (Living Planet Index) laat zien dat dierpopulaties gemiddeld het sterkst achteruit gegaan zijn in de zeer stikstofgevoelige heidelandschappen van de voedselarme hoge zandgronden.
Dat is geen wonder, want deze kunstmatige landschappen – zie bovenstaande citaten uit het rapport zelf – blijven niet zomaar in stand. Als er niet genoeg onderhoud gepleegd wordt, zullen ze vanzelf veranderen naar hun natuurlijke toestand en dan veranderen ook de dierpopulaties.
Dit blijkt ook elders in het rapport. Als de omstandigheden veranderen, verdwijnen dieren en komen er andere voor in de plaats.
Blz. 48: De hamster of korenwolf is in het verleden overgestapt van grassteppes in Oost-Europa naar graan- en luzernevelden in Midden- en West-Europa. Het is daarmee een echte cultuurvolger.
De korenwolf is dus een exoot die zich hier ooit vestigde en die men nu wil behouden. Bedenk hierbij dat deze hamster absoluut niet op een rode lijst staat; hij komt voor tot ver in Azië en wordt op sommige plaatsen als een plaag beschouwd.
Blz. 63: Flora en fauna hebben te kampen met klimaatverandering, met name opwarming (CLO, 0226); voor sommige soorten wordt het leefgebied daardoor ongeschikt. Hoewel er ook zuidelijke, warmteminnende soorten opkomen (CLO, 1429), kan dat het verlies bij de van oudsher aanwezige soorten niet compenseren.
Dus de korenwolf moet nu beschermd worden, al kwam hij ooit als gevolg van veranderende omstandigheden. Nieuwe veranderingen zijn echter niet welkom; de natuurorganisaties willen de toestand van 1900 herscheppen: wensnatuur.
Vanzelfsprekend mogen de natuurorganisaties hun wensen kenbaar maken. Ze mogen de natuur van 1900 prefereren boven de natuur van duizend of tweeduizend jaar geleden, maar het is een mening. Laten we daar helder over zijn.
Tegenstrijdigheden
Er zitten ook opvallende tegenstrijdigheden in het rapport. Zo wordt verteld (blz. 14) dat de heide ontstaan is doordat mensen schapen lieten grazen: Op de achtergelaten akker lieten ze vee, vooral schapen, grazen. Daardoor kregen nieuwe bomen geen kans en verscheen de oudste heide die door menselijke invloed is ontstaan. Waarna elders (blz. 104) wordt gesteld dat begrazing geen ‘goede’ heide oplevert: Na veelvuldig plaggen of intensieve begrazing ontstaat een monotone vegetatie van pioniersoorten, struikhei of gras zonder andere planten.
Is dat niet een tikkeltje vreemd?
Als we de heide op een gezonde manier willen behouden, lijkt begrazing door schapen de aangewezen weg. Natuurlijker kan eigenlijk niet. Waarom zou dat een ‘monotone vegetatie’ opleveren? In voorbije eeuwen was dat ook niet zo.
Vanwaar die weerstand tegen schaapskuddes? Waarom wil men liever verarming door de stikstofuitstoot terug te dringen? Juist deze onnatuurlijke verarming zorgt voor monotone landschappen.
Nog zo’n vreemd stukje in het rapport (blz. 51): Tot eind jaren vijftig van de vorige eeuw kende Nederland driejaarlijkse muizenpieken. Met name open, laaggelegen graslanden werden dan ‘onder de voet gelopen’ door enorme aantallen veldmuizen. Muizeneters zoals roofvogels, uilen en kleine marters maakten daar dankbaar gebruik van en kenden topjaren als de muizenstand piekte. Maar in de laatste decennia van de vorige eeuw verdwenen de muizenpieken, waarschijnlijk doordat veel laatste toevluchtsoorden, zoals brede, soortenrijke bermen en overhoekjes, verdwenen.
Dat klinkt logisch. De muizen konden zich niet zo goed meer verstoppen en werden opgegeten voordat ze talrijk konden worden.
Maar kijk eens wat er vervolgens gebeurde: De muizenpiek die in 2004 in Friesland en Groningen optrad, kwam dan ook geheel onverwacht. Boeren hadden miljoenen aan economische schade, maar de ecologische opbrengsten waren groot, met piekaantallen kleine marters en een zeer hoog broedsucces bij verschillende roofvogels en uilen: torenvalk, buizerd, ransuil en kerkuil. Toen al gaven ecologen aan dat dit wellicht een incident zou blijven. In 2014/2015 volgde een nieuw piekjaar en in 2019 was het weer raak. De recente muizenpieken zijn waarschijnlijk het gevolg van zachte wintermaanden, diepe ontwatering van graslanden, eenvormigheid van het landschap, hoge dichte grasmatten en minder begrazing door vee (van Apeldoorn, 2005; Wymenga et al., 2015).
Nu ben ik geen muizenkenner, maar is dit niet een geval van krom redeneren? Eerst liepen de muizenaantallen terug omdat schuilplaatsen in het landschap verdwenen, daarna werden de muizen weer talrijker dankzij de eenvormigheid van het landschap??? Het lijkt meer op: er gebeurde iets wat we niet kunnen verklaren, dus zoeken we er een passende theorie bij.
Een beetje bescheidenheid zou de onderzoekers sieren, maar lees maar eens wat er vervolgens wordt gezegd: Bij de recente uitbraken verscheen zelfs de zeldzame velduil. (…) Om een goed broedsucces te garanderen, moeten de nesten, die op de grond liggen, beschermd worden. (…) De nesten liggen daar waar de muizen zijn, in regulier boerenland. Zonder nestbescherming vallen de uilen veelal ten prooi aan de maaimachine.
Natuurlijk. Zodra een zeldzame uil hier zijn snavel laat zien, moet hij beschermd worden. Boeren, aan de slag!
Let ook even op in het stukje daarboven, waar wordt opgemerkt dat de muizenpiek van 2004 de boeren miljoenen aan economische schade opleverde. Maar – roepen de natuurorganisaties blij – de ecologische opbrengsten waren groot!
Hoe blij zullen de boeren geweest zijn toen die zeldzame velduil muizen kwam eten?
Dan is er nog het raadsel van de duidelijke afname van de stikstofuitstoot die samenviel met de afname van biodiversiteit.
Zoals het rapport stelt (blz. 69): De stikstofdepositie is na 1990 sterk gedaald tot 2010 en daarna stabiel gebleven (CLO, 0184, 0189). De uitstoot van stikstofoxiden, voornamelijk afkomstig van verkeer, is sinds 1990 gehalveerd en neemt gestaag af.
Je zou zeggen: als de stikstofdepositie zo daalt, is dat vast goed voor de dieren, maar op blz. 86 lezen we: De LPI laat zien dat na 1990 dierpopulaties in agrarisch gebied gemiddeld nog eens met de helft zijn afgenomen als gevolg van voortschrijdende schaalvergroting en intensivering van de landbouw. In bossen bleven dierpopulaties na 1990 gemiddeld stabiel, maar in open natuurgebieden halveerde de gemiddelde populatieomvang.
Toch wordt de afname van biodiversiteit rechtstreeks gekoppeld aan verzuring, met nog als bijkomend argument dat de schaalvergroting en intensivering van de landbouw een rol zouden spelen. Zou dat nu werkelijk de belangrijkste factor zijn?
In het rapport zelf staat (blz. 73): Een veranderde chemische samenstelling van planten heeft consequenties voor plantenetende insecten en dat kan doorwerken naar insecteneters. De mechanismen daarachter zijn nog slecht bekend (David et al., 2019; Nijssen et al., 2017).
Veel is dus nog onduidelijk en dan lijkt de volgende stelling (blz. 74) nogal gedurfd: De LPI laat zien dat sinds 1990 stikstofdepositie een nadelige invloed heeft gehad op dierpopulaties in bos- en heidegebieden van de hoge zandgronden.
Ik heb niet alle achterliggende rapporten gelezen, maar zo hier en daar lijkt een beetje naar conclusies toe te worden geredeneerd. De belangen van de natuurorganisaties hebben het rapport misschien toch een tikkeltje bijgekleurd.
Dat het rapport niet alleen over feiten gaat, maar ook over meningen, wordt o.a. duidelijk uit deze beschrijving van het boerenlandschap (blz. 88): Want we moeten ons afvragen: in wat voor land willen we leven? Een land met een saai boerenlandschap dat overal hetzelfde is, stil en kleurloos? Een land waar bloeiende heidevelden zijn als bloembollenvelden: monoculturen waar niets anders leeft? Een land waar menselijke activiteiten voortdurend op gespannen voet staan met natuurwetgeving? Waar boeren bekneld zitten in een doodlopend systeem?
Dat is geen neutrale omschrijving, maar een nogal gekleurde weergave van een mogelijke toekomst waarin de aanwezigheid van boeren alleen maar negatief lijkt te kunnen zijn.
Aardig trouwens dat men hier even begripvol spreekt over boeren in een doodlopend systeem, want daar valt nog wel wat meer over te zeggen.
Zijn de boeren verantwoordelijk?
Op bladzijde 20 van het rapport staat: natuurgebieden ondervinden invloed van landbouw, onder andere door verdroging, vervuiling, vermesting en verzuring.
Laten we eens kijken naar de vier probleempunten voor de natuur die hier genoemd worden.
Verdroging
Is dat niet het terrein van de waterschappen? Het beleid van de waterschappen is altijd een compromis tussen verschillende partijen. Hier zitten behalve boeren en natuurorganisaties ook de waterwinningsorganisaties aan tafel, de wegenbouwers, de stadsuitbreiders en de projectontwikkelaars.
Op blz. 64 staat: Verdroging was al voor 1990 een groot probleem in natuurgebieden (hoofdstuk 1). Op veel plaatsen is de grondwaterstand verlaagd voor landbouw en bewoning of door waterwinning.
Het waterbeleid in Nederland is dus het resultaat van compromissen, maar de natuurorganisaties zijn niet altijd tevreden over de uitkomsten. Dat is hun goed recht, maar het is geen dictaat waaraan de rest van het land zich moet onderwerpen.
Vervuiling
Hierover schrijft het rapport (blz. 63): Chemische bestrijdingsmiddelen uit de landbouw komen in natuurgebieden terecht, evenals andere giftige stoffen waaronder zware metalen en organische verbindingen afkomstig van de industrie (CLO, 0198).
Dit is een terechte zorg. Een schoon milieu is van groot belang voor de volksgezondheid en niet ‘alleen maar’ voor de natuurgebieden. Gelukkig zijn onze lucht en ons water al vele malen schoner dan zo’n vijftig jaar geleden, maar we moeten wel op blijven letten. Overigens leveren de boeren daar ook hun aandeel in (blz. 46): De afzet van chemische bestrijdingsmiddelen is sinds 1985 gehalveerd en de milieubelasting daalde eveneens.
Daar hebben we dus wetgeving voor, en het kan geen kwaad om de vinger aan de pols te houden.
Vermesting
Hier komen we een paar vreemde zaken tegen, die overigens niet de schuld zijn van de natuurorganisaties. In het rapport (blz. 67) wordt kunstmest als grote boosdoener aangewezen: Menselijke activiteiten hebben de natuurlijke stikstofkringloop verstoord. Door productie van kunstmest is de totale hoeveelheid biologisch beschikbaar stikstof verdubbeld (Elser, 2011).
Er wordt een ‘voorbeeldboer’ opgevoerd, en over hem schrijft men (blz. 92): Boer Brunia boert zonder kunstmest en krachtvoer te gebruiken, draait een gezond rendement en houdt het boeren ondertussen leuk voor zichzelf zodat hij tijd en energie overhoudt voor innovatie. Met zijn aanpak inspireert hij graag andere boeren.
Wat leuk voor boer Brunia dat hij zonder kunstmest mag boeren, maar ik heb daar wel een vraag bij: hoe is dat voor andere boeren?
In dit artikel uit 2017 staat: De huidige mestwetgeving maakt het niet mogelijk om de gewassen optimaal te bemesten met alleen dierlijke mest. En vervolgens wordt keurig voorgerekend waarom een boer simpelweg verplicht is om kunstmest te gebruiken.
Ook van individuele boeren hoor ik dat ze deze verplichting hebben, zoals de boeren die ik in een vorig artikel citeerde. Ze moesten hun eigen (dierlijke) mest af laten voeren – kosten 1750 euro – en kunstmest aan laten voeren – kosten 3000 euro.
Waarom wordt kunstmestproducent Yara gesponsord door boeren te verplichten om kunstmest te kopen? Hoe werken deze regels? Dat is een vraag die ik graag beantwoord zou zien.
En dan is er nog de regelgeving met betrekking tot het injecteren van mest, zoals elders (blz. 45) in het rapport staat: Wormetende volwassen weidevogels hebben gebrek aan voedsel door een andere ontwikkeling, namelijk dat boeren sinds begin jaren negentig verplicht zijn om drijfmest in de bodem te injecteren om emissie naar lucht en stankoverlast te beperken. De sleufjes die daarvoor gemaakt worden doen de bovenlaag van de bodem uitdrogen. Sommige soorten regenwormen, namelijk rode regenwormen, vermijden een droge bovenlaag. Ze doen het minder goed dan als boeren stalmest verspreiden, die steviger is en vermengd met stro, zoals gangbaar was tot de jaren zeventig.
De vermesting zal ongetwijfeld een belangrijke factor zijn, maar het lijkt erop dat de overheid daar ook een flinke rol in speelt.
Tenslotte dan het laatste probleempunt:
Verzuring
Dit is natuurlijk het stikstofprobleem. Sinds de rechterlijke uitspraak over het Programma Aanpak Stikstof hebben we allemaal onze scheikunde weer op moeten frissen, want het land lag plotseling stil. Intussen is er een hoop discussie geweest over meetgegevens en modellering en het laatste woord is hier nog niet over gezegd.
Er is een hoorzitting in de Kamer geweest en er zijn een hoop vraagtekens gezet bij het gebruik van de modellen voor beleid. Juristen zeiden dat het in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur om hiermee door te gaan. Er zijn wetenschappers die zeggen dat de stikstofnormen zo streng zijn dat we ze zelfs niet kunnen halen als alle Nederlanders gaan emigreren. Een researchteam heeft de gegevens van het RIVM opgevraagd en is de data aan het onderzoeken; hun rapport zal hopelijk snel uitkomen.
Zou het niet een goed idee zijn om het landbouwoverleg pas voort te zetten als dit stikstofrapport uit is? Het lijkt nogal elementair om al die belangrijke beslissingen pas te nemen als er overeenstemming is over de feiten. Als we met wat meer zekerheid kunnen zeggen in hoeverre de boeren verantwoordelijk zijn voor de stikstofcrisis en in hoeverre zij er iets aan kunnen doen.
Het kan toch niet de bedoeling zijn om de boeren in een hoek te drijven en vervolgens de rekening van anderen te laten betalen.
Conclusie
Er zitten nog wel meer opmerkelijke zaken in dit rapport, maar het meest opmerkelijke vind ik momenteel het gebrek aan kritische vragen bij de media. Het rapport wordt – voor zover ik gezien heb – opgevoerd als een neutraal wetenschappelijk rapport, terwijl het overduidelijk het product is van belangenorganisaties.
Even ter verduidelijking: ik ontken NIET dat er een enorm probleem is met insectensterfte – de berichten daarover zijn inderdaad zorgwekkend – en als de onderkant van de voedselketen zo uitgedund wordt, heeft dat natuurlijk effect op alle schakels. Ik ontken ook niet dat menselijke invloed hier een rol in speelt: er zijn inmiddels veel te veel mensen op de wereld en ook in Nederland.
Waar ik wel tegen protesteer is de stelligheid waarmee – ook in dit rapport – verbanden gelegd worden en conclusies getrokken worden. Het smaakt mij teveel naar simplificatie waarbij een zondenbok wordt aangewezen, in dit geval de boeren.
Het lijkt mij dan ook dat dit rapport niet als een definitieve waarheid gezien moet worden, maar als een bijdrage aan het debat. Er moeten besluiten genomen worden, maar wel graag met alle feiten op tafel en met alle partijen aan tafel.
Zoals eerder gezegd: deze organisaties hebben het volste recht om op te komen voor wat zij belangrijk vinden, maar moeten we alles wat zij zeggen maar voor zoete koek aannemen? Wie bepaalt eigenlijk wat in Nederland de prioriteiten zijn?
In het rapport (blz. 89) staat ook de volgende passage: Nederland heeft in vergelijking met andere Europese lidstaten weinig oppervlakte beschermde natuur. Gemiddeld hebben Europese lidstaten ruim 18 procent van het landoppervlak aangewezen als beschermde natuurgebieden (Natura 2000-gebieden). Nederland zit daar ver onder met iets meer dan 13 procent en haalt daarmee ook niet de 17 procent waaraan ons land zich gecommitteerd heeft (EEA, 2018).
Erg leuk hoor, zo’n doelstelling, maar wordt er dan ook rekening gehouden met het feit dat Nederland een veel hogere bevolkingsdichtheid heeft?
Even ter vergelijking: Duitsland heeft een bevolkingsdichtheid van 225,7 inwoners per km2, Frankrijk heeft een bevolkingsdichtheid van 104,2 inwoners per km2. Nederland heeft 521 inwoners per km2: ruim twee keer zoveel als Duitsland en vijf keer zoveel als Frankrijk! Moeten wij dan net zoveel procent van ons gebied reserveren voor natuur? Waar moeten we de mensen dan laten?
Het is best begrijpelijk dat natuurorganisaties terug willen naar de rijke natuur die Nederland in 1900 nog had, maar dan moeten we wel eerst twaalf miljoen mensen het land uitzetten: zoveel Nederlanders zijn er sindsdien bij gekomen.
Ongetwijfeld weten de natuurorganisaties ook wel dat hun doelen onhaalbaar zijn; ze zetten gewoon hoog in. Maar de politici zouden een nuchter beleid moeten voeren, gebaseerd op de realiteit. Daarin moeten keuzes gemaakt worden, en soms kunnen die keuzes inhouden dat we het met wat minder biodiversiteit zullen moeten doen. Mensen zijn ook belangrijk.
Tenslotte moet ik bekennen dat ik even argwanend werd toen ik zag dat er een geruchtmakend rapport uit was gekomen juist op het moment dat de boeren met veel moeite proberen over hun toekomst te onderhandelen. Maar toen ik zag hoe uitgebreid dit rapport is, begreep ik wel dat het heel wat voorbereiding heeft gevraagd en dat de datum waarop het uitkwam puur toeval is.
Daarom zou ik me aan willen sluiten bij de slotzinnen van de inleiding van het rapport (blz. 5): Dit is het moment. Laten we ons gezamenlijk inzetten voor een nieuwe relatie tussen natuur en landbouw. Zodat iedereen kan genieten én gebruik kan maken van een mooi, vruchtbaar en biodivers landschap vol leven.
Laten we ons inderdaad inzetten voor een nieuwe relatie tussen natuur en landbouw, maar dan wel een relatie waarin mensen niet ondergeschikt worden gemaakt aan de natuur, maar er in harmonie mee kunnen leven.
Vond je dit artikel goed? Steun Repelsteeltje via repelsteeltje.backme.org
Voor meer artikelen van Repelsteeltje, zie deze link.
Op de hoogte blijven van nieuwe artikelen? Volg me op Twitter.