Dit artikel maakt deel uit van een serie; hier vindt u de eerdere delen.
De Haagse woningnood was enorm. Tienduizenden woonden noodgedwongen in krotten, en de verwaarlozing van de oude wijken – sloop, het dichtmetselen of dichttimmeren van woningen, braakliggende stukken grond – maakte de toestand daar nog erger.
In die situatie kwamen de immigranten.
Erbij in het afvoerputje
De eerste vermelding in de verslagen van de raadsvergaderingen – 22 november 1965 – liegt er niet om. IJmkers (CPN): Woningen worden benut als mensenpakhuizen voor buitenlandse arbeiders. In de Van Ravesteinstraat is één woning waarin 40 Antillianen zijn ondergebracht.[i] Geen Marokkanen of Turken dus, maar Antillianen.
Het ging hier om arbeiders die in ploegendienst werkten en beurtelings in hetzelfde (stapel)bed sliepen. De huisbazen waren totaal niet geïnteresseerd in de woonomstandigheden van de gastarbeiders: zolang zij de huur maar binnen kregen kon de rest hen niet schelen. En de resultaten waren ernaar.
Brandveiligheid was geen prioriteit, evenmin als hygiëne of voldoende frisse lucht. Op 10 oktober 1966 werden de misstanden besproken in een raadsvergadering, en de opsomming van ellende was verkillend. Bij een brand in een huis bij het Oranjeplein was een jonge buitenlander omgekomen. In een pension met Marokkanen bleek tyfus voor te komen, in een pension met Turken TBC.[ii]
De Schilderswijk was al lang het jachtterrein van huisjesmelkers, en met de komst van de buitenlanders openden zich voor deze lieden ongekende perspectieven. Stouw je krotten vol met gastarbeiders en laat ze per persoon betalen. Zo haal je veel meer geld uit zo’n pand dan met de straatarme families van Schilderswijkers ooit zal lukken.
En dat was natuurlijk de aanleiding voor het volgende probleem.
Conflicten
De Schilderswijkers hadden al zorgen genoeg, en nu kwamen die buitenlanders ook nog hun woningen inpikken! De irritaties daarover liepen hoog op, en de cultuurverschillen maakten het niet makkelijker.
De eerste serieuze botsing tussen oude en nieuwe Schilderswijkers vond plaats in de Van Ravesteinstraat. In een pension in deze straat – zestien kamers met stapelbedden – waren op de avond van 15 juni 1969 zo’n zestig Marokkanen aanwezig. Toen viel het licht uit. De bewoners van het pension zullen vast gescholden hebben; ze maakten in elk geval een hoop herrie. En dit was het zoveelste incident.[iv]
Als je bovenop elkaar woont in slechte omstandigheden en je verstaat elkaar nauwelijks, dan kan op een dag zomaar de vlam in de pan slaan. En dat was wat die avond gebeurde.
De politie moest de gastarbeiders ontzetten. Drieëndertig van hen werden in overvalwagens naar het politiebureau gebracht waar ze ‘met wat koffie de nacht doorbrachten’. Al lijken er geen ernstig gewonden te zijn gevallen, toch maakte deze vechtpartij wel duidelijk dat de spanningen inmiddels hoog opliepen.
Cultuurverschillen speelden daarbij zeker een rol. Een belangrijk probleem was de houding van sommige gastarbeiders tegenover vrouwen. In dit artikel zeiden Schilderswijkers: Ze staan naakt voor de ramen en ze moeten met hun vingers van de meisjes afblijven! De bewoners van de wijk pikten de handtastelijkheden niet en losten dit met hun vuisten op.
Een paar maanden later moest de politie tussenbeide komen in de Jan Steenstraat waar een paar Marokkanen door hun Haagse buren met geweld werden tegengehouden toen ze een bok ritueel wilden slachten. De zaak werd gesust en de Marokkanen werden niet vervolgd voor dierenmishandeling, want ze hadden nog niet de kans gekregen om de bok iets aan te doen. Overigens hadden de gastarbeiders naar de islamitische slager kunnen gaan die toen al in de Schilderswijk aanwezig was.[v]
Uitbuiting en onwetendheid zorgden ook voor problemen. Een makelaar verkocht een huis in de Netscherstraat aan een Turkse gastarbeider, zonder hem in te lichten over de rechten van het Nederlandse gezin dat hier woonde.[vi] De nieuwe eigenaar wilde zelf in het huis trekken en dacht dat hij het gezin uit mocht zetten. Toen de Nederlanders weigerden te vertrekken, liet hij water en licht afsluiten.
Het Nederlandse gezin vertrok naar een kampeerterrein en de buurtbewoners waren woedend en kwamen in actie. Het Turkse gezin nam haastig de benen, maar dat maakte de rellen niet minder heftig. De politie moest met harde hand ingrijpen. Op een bepaald moment moest zelfs makelaarskantoor Hilders in Voorburg – dat bij de verkoop betrokken was geweest – bewaakt worden omdat er geruchten rondgingen dat hier een massale protestmars zou plaatsvinden.
Later dook de naam Hilders weer op bij verkoopschandalen in de wijk Transvaal[vii], een wijk naast de Schilderswijk. In 1978 werd de makelaar zowaar gestraft met… een maand schorsing. Geld verdienen over de rug van mensen in nood is blijkbaar niet zo’n zware misdaad.
Het is veelzeggend dat een keurig makelaarskantoor in Voorburg meewerkte aan deze praktijken. Mensen als zij woonden zelf in de betere wijken en verdienden geld ten koste van de Schilderswijkers.
De werkgevers
Behalve de huisjesmelkers en de makelaars woonde er natuurlijk nog een groep in de betere wijken: de werkgevers die gastarbeiders naar Nederland haalden.
Gastarbeid is een pervers systeem.
Sommige ondernemers hebben de mond vol van de ‘vrije markt’ totdat ze zelf met marktwerking te maken krijgen. Nederlandse arbeiders hadden dankzij krapte op de arbeidsmarkt een sterke onderhandelingspositie. Ze kwamen op voor hun rechten: ze eisten betere beloning en betere arbeidsomstandigheden. Blaas dat op tot ‘Nederlanders willen dit werk niet doen’ en je hebt een smoes om gastarbeiders te halen.
Gastarbeiders hebben zulke heerlijke voordelen. Ze kennen hun rechten niet en ze zijn heel afhankelijk van hun werkgever. Stel dat ze zouden worden ontslagen; worden ze dan het land uit gezet? Reken maar dat de gastarbeiders minder eisen stelden dan de Nederlandse arbeiders. En zo – met steun van de overheid – ontkwamen werkgevers aan de marktwerking.
Lampe (CDA) sprak in 1973 over de gevolgen van dit beleid: Dit systeem geeft de aanvrager-werkgever grote mogelijkheden en ons grote moeilijkheden. Laat ik vooropstellen, mijnheer de voorzitter, dat ik het systeem van de gastarbeiders onmenselijk vind. (…) Mannen losmaken uit hun gezin en vertrouwde omgeving, hen overbrengen naar een land met totaal andere gewoonten waar zij van de welvaart kunnen proeven, maar nooit kunnen aarden om hen vervolgens terug te sturen naar hun oude omgeving waar zij ook niet meer in passen. (…)
Ik moet hier tussendoor wel de opmerking maken, mijnheer de voorzitter, dat zij die buitenlanders aantrekken meestal niet wonen in die buurten waar deze mensen gehuisvest gaan worden. Voor velen van hen is dit probleem ‘brand buiten mijn wijk’.[viii]
Gastarbeiders die jaren bij hun gezinnen weg waren; misstanden in pensions; gettovorming in de oude wijken… het waren allemaal problemen die de werkgevers konden negeren. Waren de gastarbeiders voor hen nog wel mensen? Zoals een groep opbouwwerkers het verwoordde in 1970: de buitenlandse gastarbeiders die alleen als productiekracht in ons midden welkom zijn en waarvoor men zich verder niet druk maakt.[ix]
De problemen werden afgewenteld op de zwaksten in de samenleving: de bevolking van de oude wijken. Bewoners van de Hertzogstraat (Transvaalkwartier) schreven in 1974: Er zijn 80 woningen in ons straatdeel (tussen de Scheepersstraat en de Paul Krugerlaan) waar nu 42 gezinnen van Surinamers en buitenlanders wonen. (…) Waarom krijgen ze geen huizen in de Vogelwijk, Benoordenhout of Waldeck waar de werkgevers wonen die ze naar Nederland halen, maar die zelf de lasten er niet van ondervinden.[x]
De overheid en de oude wijken mochten opdraaien voor de huisvestingsproblemen, de werkgevers dachten in termen van winst. Zoals een raadslid in 1969 constateerde bij de bespreking van een subsidieaanvraag voor buitenlandse werknemers: Het treft mij daarom in de toelichting op het voorstel wèl te lezen over 70% rijkssubsidie en 15% gemeentelijke subsidie en niets over een subsidie van de bedrijven die hen te werk stelden en die toch in de eerste plaats van hun werkkracht profiteren.[xi]
In 1972 schreef het college in antwoord op vragen van een raadslid dat het gemeentelijk beleid met betrekking tot de buitenlandse werknemers heel wat effectiever zou zijn als de rijksoverheid werkgevers bepaalde verplichtingen op zou leggen[xii]. Van der Weide (CDA) stelde in 1974 ook dat er verplichtingen moesten komen voor de werkgevers die volgens hem ‘in hoge mate medeverantwoordelijk waren voor de huisvesting van de werknemers’.[xiii] Deden de werkgevers dan helemaal niets?
KVP-wethouder Damoiseaux zei in 1965 dat werkgevers verplicht waren om voor huisvesting te zorgen als gastarbeiders met een contract kwamen. De meeste gastarbeiders kwamen zonder contract, dus voor deze mensen hadden de werkgevers niet eens die verplichting. Over hun huisvesting was volgens de wethouder geen informatie beschikbaar.
Damoiseaux wist wel te melden dat de werknemers met contract merendeels in pensions of bij Nederlandse collega’s werden ondergebracht. Hij vulde dit aan met: De goedkopere pensions laten soms uiteraard te wensen over.[xiv]
Als deze gastarbeiders een dak boven hun hoofd hadden, had de werkgever aan zijn plicht voldaan. En dat dak bevond zich meestal in de Schilderswijk.
Behalve de particuliere pensions was er ook grootschaliger opvang, een terugkerend gespreksonderwerp in de raadsvergaderingen. Vaak kwam hier liefdadigheid (en subsidie) om de hoek kijken, en gastarbeiders werden o.a. gehuisvest in Huize de Poort (RK), het Sint-Nicolaasgasthuis (RK), een voormalig hotel in de Assendelftstraat en het Haags Tehuis voor Ongehuwden (HTO-gebouw).
Werkgevers dienden bij deze opvanglocaties ook aanvragen in voor ‘hun’ gastarbeiders, maar hun financiële bijdrage leek beperkt te blijven tot een kostgeldvergoeding voor de mensen zelf.
Intussen bleven de immigranten komen.
Overspoeld
Eerst was het maar een klein stroompje, en soms leek de toevloed af te nemen. In de ontwerpbegroting voor 1973 stond een zinnetje waar we achteraf alleen maar met verbazing naar kunnen kijken. De aantallen buitenlandse werknemers – alsmede Surinamers en Antillianen – in onze gemeente lijken zich, wellicht onder invloed van de conjuncturele ontwikkelingen, te stabiliseren, dan wel enigermate te verminderen.[xv]
Dit was wensdenken pal voor het op gang komen van de gezinshereniging van de gastarbeiders en voor de grote toestroom van Surinamers die vanwege de onafhankelijkheid naar Nederland kwamen. Veelzeggend is dit fragment uit het Statistisch kwartaalschrift van ’s-Gravenhage (gegevens van 1 november 1978).[xvi]
Op 1 januari 1980 had ruim een derde (36,6%) van de Schilderswijkers een migratieachtergrond. Onder de jeugd lag dit percentage al een stuk hoger.
Per 1-1-1980 behoorde ruim de helft, nl. 54 procent van alle Schilderswijkers jonger dan 15 jaar tot één van de etnische minderheden. In nog iets sterkere mate, nl. 57 procent gold dat voor de Schilderswijkers jonger dan 10 jaar.[xvii]
Sommige raadsleden maakten zich toch een beetje zorgen, zoals Ressenaar (VVD) die in november 1972 sprak over Rotterdam waar in één wijk de buitenlandse werknemers al 30% van de bevolking uitmaakten. Hij kon zich voorstellen dat dit ‘als een schrikbeeld’ werd ervaren.[xviii] Blijkbaar besefte hij niet dat binnen een paar jaar de Schilderswijk over die 30% heen zou gaan.
De inwoners van de oude wijken merkten natuurlijk wel degelijk wat er gebeurde en er kwamen steeds meer bezorgde brieven binnen bij de gemeenteraad. Brieven waarin stond dat de oude wijken overbelast raakten, dat de mensen het niet meer trokken. De briefschrijvers en ook veel raadsleden stelden steeds dezelfde vraag: konden al die nieuwkomers niet beter over de stad gespreid worden?
Spreiding
De Nederlandse Christen Vrouwenbond schreef in 1973 aan de gemeenteraad nadat er rellen waren geweest op de Vaillantlaan waar (alweer) makelaar Hilders bezig was om honderden woningen aan Surinamers en gastarbeiders te verkopen. Wij willen u met klem verzoeken al uw invloed aan te wenden om te komen tot een spreiding van de gezinnen van rijksgenoten uit Suriname en gastarbeiders over de verschillende wijken van de stad, zoals de heer Ramautarsing – adjunct-directeur van de Stichting voor Surinamers – bepleit.[xix]
Ook de leiding van ‘De Mussen’ sloeg alarm. Wij – werkzaam in clubhuizen ‘De Mussen’ in de Schilderswijk – maken ons zeer ongerust over de consequenties die het heeft voor de wijk dat een zo groot aantal buitenlandse werknemers in de Schilderswijk woont.(…)
Wij menen dat dit probleem een stedelijke aanpak zou behoeven en dat ernaar gestreefd zou moeten worden een stedelijk beleid te voeren waarbij het aantal buitenlandse werknemers percentagegewijs over alle wijken verdeeld zou moeten worden.(…)
Wij achten het een dringende zaak, daar wij de leefbaarheid van de Schilderswijk – die vanwege de woonsituatie toch al niet best is – nog meer aangetast zien door een te veel aan buitenlanders. Wij vragen ons af of een wijk waar toch al zoveel moeilijkheden zijn, nu ook nog deze extra moeilijkheid erbij moet hebben.
Wij willen met nadruk stellen dat wij niet handelen uit enige vorm van discriminatie t.a.v. buitenlanders, integendeel, wij zouden een oplossing willen vinden die ook de leefbaarheid van de buitenlanders zou dienen.[xx]
De pastores van Spoorwijk Laakkwartier waarschuwden de gemeente. Wij menen een duidelijk en hard protest te moeten aantekenen als de overheid deze delicate en moeilijke opgave afwentelt op een van de meest kwetsbare wijken van Den Haag. In het verslag van het onderhoud tussen de wethouder van volkshuisvesting en de actiegroep Laakkwartier-Noord doet de wethouder (Van Hagen, PvdA) deze uitspraak: ‘Wij zullen ook in de Haagse gemeenschap gewoon met dit verschijnsel moeten leven.’
De woorden ‘wij’ en ‘Haagse gemeenschap’ zijn hier wat onwaarachtig gebruikt. Is het niet veeleer zo dat de zwakste wijken van de stad hiermee belast worden omdat in de rest van die Haagse gemeenschap noch de buitenlandse werknemers noch de Surinaamse rijksgenoten mogen wonen? De overconcentratie in een toch al explosieve wijk lijkt ons onverantwoord.
(…) Door deze ontwikkelingen in de wijk steeds hoger op te drijven, stelt de gemeente veel te zware eisen aan de bewoners waaraan bepaald niet tegemoet wordt gekomen door vermanende woorden dat ‘de Haagse Gemeenschap’ hiermee behoort te leven.[xxi]
De hypocrisie was inderdaad verbijsterend. De bewoners van de oude wijken kregen de lasten te dragen, en als ze protesteerden werden tolerantie en saamhorigheid gepredikt waar de bewoners van de rijkere wijken blijkbaar niet aan hoefden te voldoen. Protesteren? Je bent zomaar een racist. Dat verklaart ook waarom de Vrouwenbond uitdrukkelijk verwees naar Ramautarsing die het met hen eens was, en waarom de clubhuisleiding nog benadrukte dat dit protest echt niet voortkwam uit discriminatie.
Sommige raadsleden probeerden om spreiding over de stad voor elkaar te krijgen. Met name Verduyn Lunel (PPR) wond zich op over de huichelarij[xxii] van de gemeente en diende halverwege de jaren 70 moties[xxiii] en schriftelijke vragen[xxiv] in met allerlei suggesties.
Zijn voorstellen liepen stuk op ‘ingewikkelde problematiek’, ‘nader onderzoek nodig’ en ‘gelijke toepassing van regels en normen voor woningtoewijzing maakt het niet mogelijk rijksgenoten en buitenlandse werknemers een uitzonderingspositie te verlenen.’
Ook andere raadsleden protesteerden tevergeefs tegen de overbelasting van de oude wijken.
Zoals Lampe (CDA) het uitdrukte in 1975: U weet toch wel, mijnheer de Voorzitter, dat de Nederlandse taal de wereld heeft ‘verrijkt’ met een woord waarover wij alleen beschaamd kunnen zijn, namelijk ‘apartheid’. Tot nu toe troostten wij ons met de gedachte dat de verwerpelijke betekenis van dit woord er niet door ons aan was toegevoegd, maar wij zijn wel op weg. Zelfs hier, in onze eigen stad, zijn wij bezig ons eigen getto, ons eigen Harlem te laten groeien.[xxv]
Onderklasse in de knel
De bovenklasse sprak mooie woorden over de multiculturele samenleving; de Schilderswijk mocht proberen ze in praktijk te brengen. Het was nog niet genoeg dat de mensen in krotten woonden tussen dichtgetimmerde huizen en braakliggende stukken grond; ze mochten ook nog ‘even’ de immigranten opvangen die de rest van de stad niet wilde hebben.
Het is duidelijk dat de onderklasse altijd in de hoek zit waar de klappen vallen. Daarbij maakt het niet uit wat voor kleur die onderklasse heeft: zowel de oude als de nieuwe Schilderswijkers werden uitgebuit en genegeerd. Bij protesten uit de oude wijken kwamen er zedepreken van de bovenklasse – vooral niet op Glimmerveen (NVU)[xxvi] stemmen! – die in schril contrast stonden met de manier waarop men de eigen wijken gesloten hield voor immigranten.
Vanuit de rijkere wijken werd neergekeken op de bevolking van de oude wijken en in feite ook op de nieuwkomers. Er leek weinig of geen besef te zijn van de menselijke waardigheid van de minder bevoorrechte leden van de samenleving. Snobisme was – en is nog altijd – het schild waarachter deze mensen zich verschuilen. Ze creëren afstand tot de onderklasse en wijzen graag op de extreemste uitspraken van sommige vertegenwoordigers zodat ze zich niet bezig hoeven te houden met de problemen zelf. En vooral niet met hun eigen aandeel daarin.
Wat veel mensen in deze ‘betere’ milieus niet lijken te beseffen is dat juist in hun kringen mensen verkeren die met hun geldzucht de arme wijken ondermijnen. Wie is erger? Degene die van armoe in een krot woont, of degene die krotbewoners uitbuit?
Daarover gaat het volgende artikel: huisjesmelkers en andere profiteurs.
Vond je dit artikel goed? Steun Maaike van Charante via repelsteeltje.backme.org
Voor meer artikelen, zie deze link.
Op de hoogte blijven van nieuwe artikelen? Volg Maaike (Repel) op Twitter.
Ter info:
- Voor de vele citaten uit de documenten van het Haags Gemeentearchief, zie de voetnoten.
[i] 22 november 1965 (Handelingen 1965 blz. 561) IJmkers (CPN) over mensenpakhuizen
[ii] 10 oktober 1966 Dulfer (BP) tijdens bespreking nieuwe politieverordening m.b.t. logeergelegenheden buitenlandse arbeiders 1966-1902-6 bijlage 1966-502 en 519
[iv] (1969-36) schriftelijke vragen dhr. L. Brinkman van 11 juli 1969 over de rellen in de Van Ravesteinstraat
[v] (1970-1) schriftelijke vragen dhr. J. H. Borsboom van 9 januari 1970 over het ritueel slachten van een bok
[vi] (1971-27) schriftelijke vragen dhr. Chr. J. Buijtendijk van 6 augustus 1971 over rellen in de Netscherstraat
[vii] G.V. 1975-237 brief 8 april 1975 Werkgroep Surinamers Nederlanders Transvaalkwartier over Zwartboek Transvaal
[viii] 15 januari 1973 (Handelingen 1973 blz. 129) Lampe (CDA) over het onmenselijke systeem van gastarbeiders
[ix] G.V. 1970-85 brief 6 februari 1970 van een groep van maatschappelijke- culturele- en opbouwwerkers over o.a. gastarbeiders als productiekrachten
[x] G.V. 1974-489 brief 6 september 1974 van bewoners van de Hertzogstraat in de wijk Transvaal over spreiding immigranten
[xi] 1 september 1969 (Handelingen 1969 blz. 372) Van der Wal-Kijlstra (PSP) over subsidie buitenlandse werknemers
[xii] (1972-35) schriftelijke vragen dhr.Chr. J. Buijtendijk van 15 september 1972 over werkgevers verplichtingen opleggen
[xiii] 7 januari 1974 (Handelingen 1974 blz. 24) Van der Weide (CDA) over verplichtingen werkgevers
[xiv] 27 november 1965 (Handelingen 1965 blz. 677) Wethouder Damoiseaux (KVP) over plicht werkgevers
[xv] Bijlage 1972-532 ontwerpbegroting 1973 blz. 58 wensdenken afname aantal immigranten
[xvi] Statistisch kwartaalschrift van ’s-Gravenhage. Januari 1980 35e jaargang nr. 1
[xvii] Statistisch kwartaalschrift van ’s-Gravenhage. Januari 1981 36e jaargang nr. 1
[xviii] 13 november 1972 (Handelingen 1972 blz. 498) bespreking nota Haagse agglomeratie: Ressenaar (VVD) maakt zich zorgen over de bevolkingssamenstelling
[xix] G.V. 1973-556 brief 23 oktober 1973 Nederlandse Christen Vrouwenbond over spreiding immigranten
[xx] G.V. 1977-161 brief 4 maart 1977 clubhuizen De Mussen over spreiding immigranten
[xxi] G.V. 1975-115 brief 24 februari 1975 pastores van Laakkwartier over spreiding immigranten
[xxii] 10 mei 1976 (Handelingen 1976 blz. 236) Verduyn Lunel over huichelarij
[xxiii] 12 december 1975 (Handelingen 1975 Blz. 1309) motie Verduyn Lunel (PPR) over de spreiding van Surinamers over de stad
[xxiv] (1975-50) schriftelijke vragen dhr.J. Verduyn Lunel van 19 september 1975 over spreiding immigranten
[xxv] 21 november 1975 (Handelingen 1975 blz. 989) beschouwingen Volkshuisvesting. Lampe (CDA) over apartheid
[xxvi] 13 januari 1975 (Handelingen 1975 blz. 19) Vooys-Bosma (PvdA) bezorgd over stemmen op Glimmerveen
.