Dit artikel maakt deel uit van een serie. Hier vindt u het eerste artikel.
Om te begrijpen wat er in de Schilderswijk gebeurde, is het belangrijk te beseffen hoe de toestand in de wijk was voordat de immigranten kwamen. Want die toestand was niet best.
Verwoesting en overbevolking
In de jaren 30 was al duidelijk dat veel huizen in de Schilderswijk zo slecht waren dat ze gesloopt zouden moeten worden. Dit was niet gebeurd, en toen kwam de oorlog.
De Duitsers bouwden langs de kust verdedigingswerken – de Atlantikwall – en daarvoor legden zij dwars door Den Haag heen een tankgracht aan waarvoor ze duizenden huizen sloopten. Nog eens ruim drieduizend huizen werden verwoest door het beruchte bombardement op de wijk Bezuidenhout. De geallieerden wilden de Duitse lanceerinstallatie van de V2-raketten vernietigen, maar vergisten zich en bombardeerden een woonwijk. De V2-raketten zelf richtten trouwens ook een hoop schade aan in de stad: door mislukte V-2 lanceringen werden tientallen huizen verwoest en honderden zwaar beschadigd.
Hieronder ziet u dwars door de stad de strook waar huizen gesloopt waren voor de Atlantikwall, en rechts het gebombardeerde gebied in de wijk Bezuidenhout.
Bij elkaar waren in Den Haag in de oorlogsjaren zo’n 10.000 huizen verloren gegaan, en bovendien was op 1 juli 1942 een civiele bouwstop afgekondigd. De woningbouw was tijdens de bezetting toch al bijna stil komen te liggen; nu werd er helemaal niet meer gebouwd. Er gingen huizen van de woningvoorraad af en er kwamen geen huizen bij.
Na de oorlog groeide de bevolking flink. Dit kwam niet alleen door de naoorlogse babyboom en de terugkeer van evacués, maar ook door de gebeurtenissen in Indonesië. De bloedig bevochten onafhankelijkheid zorgde dat velen naar Nederland vluchtten en tienduizenden van hen kwamen in Den Haag terecht. In 1945 telde Den Haag 450.000 inwoners, in 1955 waren het er 600.000.
Krotten
Eind jaren dertig hadden een hoop huizen in de Schilderswijk leeg gestaan, maar na de oorlog was de woningnood zo groot dat zelfs de ergste krotten bewoond werden. Het was duidelijk dat veel woningen onbewoonbaar verklaard moesten worden, maar waar moesten de mensen heen? De stad was vol; beter een krot dan dakloos.
Bovendien bracht onbewoonbaar verklaren een ander probleem met zich mee: zodra een woning onbewoonbaar was verklaard, verviel de onderhoudsplicht van de eigenaar.[i] Huisjesmelkers vonden het prima als hun huizen dit etiket kregen; ze konden de huur blijven innen en met de wet in de hand de klachten van de huurders negeren. Ze hoefden immers geen onderhoud meer te plegen?
Overigens: als men destijds over krotten sprak, ging het ook werkelijk over krotten, niet over huizen met een paar kleine mankementen. In juli 1955 deed Metscher (CPN) verslag van wat hij aantrof in de Van Ravesteinstraat[ii]: Het is daar allemaal zo gruwelijk verwaarloosd dat daarvoor geen woorden zijn te vinden. Het is er zo gammel dat, wanneer je je vinger tegen de muur aandrukt, je gelijk aan de buitenkant zit. De vloeren zijn zeer slecht. Degene die de zaak daar kwam opnemen, ging door de kamer op zijn tenen omdat hij bang was erdoor te zakken. Op de tweede etage kan een gewoon mens niet wonen: daar hangen de plafonds er gevaarlijk bij.
In november 1966 sprak IJmkers (CPN) over de verkrotting van de Schilderswijk[iii]: Als men zo de diverse buurten in het Schilderskwartier in ogenschouw neemt, dan blijkt dat daar toch wel hemeltergende toestanden heersen. In de Gortmolen bijvoorbeeld vertonen de meeste woningen lekke daken, verrotte vloeren, kapotte afvoeren, geen regenwaterafvoer, kortom: de toestand is werkelijk onhoudbaar. In ’t Fort is de situatie niet veel beter en met de openbare verlichting is het daar droevig gesteld. Daarnaast vindt men in het Schilderskwartier een groot aantal dichtgespijkerde woningen in een reeks straten, of gapingen die alleen maar dienen tot modderpoel.
Zo leefden tienduizenden Nederlanders nog maar kort geleden, en niet alleen in Den Haag.
Dit is iets wat we wel eens mogen bedenken als we weer eens om de oren worden geslagen met ‘white privilege’. De grote theoreticus van de Nederlandse antiracismebeweging – Gloria Wekker – woonde eind jaren zestig niet in een krot, maar ging een jaartje High School doen in de VS. Rond 1970 ging ze in Nijmegen studeren en daarna in Amsterdam.
Ongelijkheid bestaat in Nederland, maar laten we niet vergeten dat dit vaak eerder met klasse dan met ras te maken heeft.
De opgave voor de gemeente
In de Haagse gemeenteraad werd de toestand in de Schilderswijk besproken. Hier een fragment uit de raadsvergadering van 18 november 1963 waarin Van Praag (CPN) cijfers leverde over de wijk.[iv]
Uit dit stukje worden een paar dingen duidelijk.
- Ten eerste: verreweg de meeste huizen in de wijk waren particulier bezit, wat een probleem was voor de sanering van de wijk. De gemeente kon niet zomaar huizen van particulieren gaan slopen en vervangen door betere, daarvoor moest eerst overeenstemming worden bereikt met de eigenaren.
- Ten tweede: hieruit blijkt hoeveel mensen inwoonden bij anderen, zelfs in de krappe woningen van de Schilderswijk. Veel pasgetrouwde stellen woonden in bij hun ouders, maar soms woonden ook andere verwanten of zelfs vreemden bij anderen in.
- Ten derde: de Schilderswijk beslaat maar 149 hectare, en in die krappe ruimte – zonder hoogbouw – leefden 51.200 mensen: de wijk was overbevolkt.
Wat Van Praag niet noemde in dit korte overzicht werd aangevuld door Vugt (KVP) in diezelfde vergadering[v]: van de 15.000 huizen in de wijk waren er minstens 9000 ‘sterk aan het verkrotten’ wat betekende dat alleen al in de Schilderswijk tienduizenden mensen in zeer slechte huizen woonden.
Het is duidelijk dat de gemeente Den Haag voor een enorme taak stond. Onderdak bieden aan de woningzoekenden was al een zware klus; om de bewoners van de Schilderswijk ook nog eens betere huizen te kunnen bieden, moesten wonderen verricht worden.
Helaas waren de belangen van de Schilderswijkers geen prioriteit voor de gemeente.
Cityvorming of sociale woningbouw
In de jaren 50 en 60 werden in Den Haag tienduizenden woningen gebouwd in Moerwijk, Morgenstond, Bouwlust, Leyenburg en Mariahoeve. Ondanks de massale nieuwbouw bleef de toename van het aantal huizen achter bij de toename van de bevolking, en aan de Schilderswijk was men nog niet eens begonnen: hier werden alleen huizen gesloopt of dichtgetimmerd omdat ze te slecht waren om nog in te wonen.
De leefbaarheid in de wijk leed hier natuurlijk onder, maar dit was een bewuste keuze.
In 1956 vergaderde de saneringscommissie. Een ambtenaar van de afdeling Wederopbouw en Sanering legde uit wat ‘sanering’ inhield[vi]: Bij het woord ‘sanering’ mag in dit verband niet uitsluitend worden gedacht aan de verbetering van ongewenste woontoestanden. Immers ‘sanering’ in deze zin leidt niet tot het gewenste effect (…). Het zonder meer vervangen van slechte woonwijken door betere zou zelfs een groot gevaar inhouden omdat hierdoor de huidige defectueuze structuur van de stad voor nog veel langere tijd zou worden gefixeerd.
Een groot gevaar? Dat bij het woord sanering aan meer werd gedacht dan ‘alleen maar’ aan betere huizen in de arme wijken, valt nog begrijpen. Natuurlijk was het belangrijk om ook na te denken over infrastructuur en bestemmingsplannen. Maar om verbetering van deze wijken een ‘groot gevaar’ te noemen voor de herindeling van de stad die men voor ogen had? Dat zei wel iets over de prioriteiten van deze ambtenaren.
In deze vergadering werd een kaart[vii] besproken – zie hieronder, het gebied linksonder is de Schilderswijk – waarop grote delen van de oude wijken rood waren gemaakt, en de ambtenaar legde uit: In het rode gebied dient de woonfunctie te worden teruggebracht en daarmee ruimte voor cityvorming te worden geschapen.
‘De woonfunctie terugbrengen om ruimte te scheppen voor cityvorming.’ Dat is een mooi eufemisme voor ‘huizen slopen om plaats te maken voor prestigeprojecten.’ Men zag deze woonwijken als een obstakel: een moderne stad moest futuristisch zijn en armoedige inwoners moesten maar ergens anders heen.
In 1957 kwam een saneringsnota uit en bij die gelegenheid schreef de saneringscommissie over de oude wijken[viii]: In samenhang met het in voorbereiding zijnde structuurplan (…) is het tevens duidelijk dat een deel dezer wijken in geen geval als woonwijk te handhaven valt.
Het was inderdaad duidelijk: deze wijken waren een sta-in-de-weg. De huizen – en bewoners – moesten plaats maken voor cityvorming.
In januari 1961 werd het Nervi-plan gepresenteerd, een initiatief van projectontwikkelaar Reinder Zwolsman die plannen ontvouwde voor de bouw van hotels, kantoren, ondergrondse parkeergarages, een schouwburg en vergaderzalen. ‘Met één slag krijgt het stadscentrum van Den Haag hiermee een nieuw en aantrekkelijk gezicht,’ zei Zwolsman in het AD. Over de benodigde ruimte hiervoor zei hij: ‘Er is ruimte genoeg. Hoeveel moet hier niet afgebroken worden voor de sanering?’
Zwolsman had de steun van wethouder Van Lissa Nessel (KNP) en directeur Bakker Schut van de afdeling Wederopbouw en Sanering, maar uiteindelijk kwamen zijn plannen niet van de grond.
Toch bleef de gemeente lang vasthouden aan cityvorming in plaats van aan verbetering van de huizen in de oude wijken. Geleijnse (PPR) wist het in 1975 goed te verwoorden[ix]:
De vele miljoenen guldens, de kostbare grond en de aanzienlijke ambtelijke energie die de gemeente voor deze prestigeobjecten beschikbaar stelt, tonen voor ons aan waar de politieke prioriteiten van dit College in werkelijkheid liggen.(…) De plaats die in deze nota’s en nu ook weer in de begrotingstoelichting wordt toebedacht aan de uitbouw van cityfuncties en de vergroting van de bereikbaarheid van die city zullen en moeten ertoe leiden dat er ook letterlijk geen plaats meer is voor de vernieuwing van de oude wijken.
Het effect van deze belangenafweging was dat de oude wijken – waarvan de Schilderswijk de grootste was – jarenlang onderaan het lijstje van de gemeente bungelden. Men deed maar wat. Raadsleden kwamen met ideeën en vroegen om onderzoeken. Er werden plannen gemaakt en weer vergeten, onderzoeken werden gedaan en soms na een paar jaar nog eens overgedaan. De gemeente paste diverse rijksregelingen toe zoals de krotopruimingsbijdrage en de doorstromingsverordening, maar eigen initiatieven waren er nauwelijks en een overkoepelende visie was er al helemaal niet.
Je zou kunnen zeggen dat er geen beleid was, maar geen beleid is ook beleid.
Verpaupering
Er waren een paar renovatie- en nieuwbouwprojecten – waarover meer in het volgende artikel – maar verder werden vooral huizen onbewoonbaar verklaard en dichtgespijkerd. Regelmatig waren er brandjes in dat soort panden en deze krotten bleven soms staan en werden soms afgebroken, waarna het terrein vaak jaren braak bleef liggen omdat gewacht werd tot de buurhuizen ook gesloopt konden worden.
Dat grote stukken van de wijk braak bleven liggen, was overigens alweer een beleidskeuze. In de saneringsnota van 1953[x] stond: De omvang van het saneringsplan dient niet te klein te zijn, omdat anders het gevaar dreigt dat de nieuw te stichten bebouwing door de in de naaste omgeving aanwezige krotten wordt gedeclasseerd, waardoor het doel van de sanering niet zou worden bereikt. Om deze reden is het ook niet verantwoord open gekomen plekken in de saneringsgebieden vroegtijdig te bebouwen, zelfs indien deze bebouwing niet in strijd zou zijn met de in het voornemen liggende uitvoeringsplannen voor de betreffende gebieden.
In april 1977 somde Duivesteijn (PvdA) op hoeveel stukken grond in de Schilderswijk braak lagen.[xi]
Je hoeft geen genie te zijn om te beseffen wat dit met een wijk doet. Overal waren stukken niemandsland waar vandalisme en vervuiling hoogtij vierden. De anonimiteit van dichtgetimmerde huizen en braakliggende stukken grond verziekte de wijk, met verpaupering tot gevolg.
Ook op een andere manier werd de leefbaarheid van de wijk ondermijnd. De gemeente had het arme deel van de wijk aangewezen als ‘opvanggebied voor sociaal-zwakke gezinnen, die uit saneringsgebieden moeten worden verplaatst’ (Diederick Klein Kranenburg ‘Samen voor ons eigen’ blz. 165). Al in de jaren 50 werden de probleemgevallen in de Schilderswijk gedumpt en dit is lang doorgegaan. Bij de gemeente ging men er kennelijk al vanuit dat de wijk toch zou verdwijnen en hoe eerder de bewoners het opgaven, hoe beter het was.
De kloof tussen overheid en burger
Veel ellende in de samenleving komt voort uit onbegrip. Mensen zitten in bubbels en dromen zich een betere samenleving; ze hebben idealen en willen die waarmaken. Politici en ambtenaren verkeren soms in de positie dat ze de macht hebben om hun ideeën door te drukken, zonder te hoeven luisteren naar tegenspraak.
Denk aan de vele onderwijshervormingen die vaak voortkwamen uit hooggestemde idealen; vraag maar eens aan leraren hoe zij deze ingrepen hebben ervaren. Denk aan de toeslagenaffaire die vast begonnen is bij de wens om fraude nu eens echt doortastend aan te pakken. Denk aan politici die alle vluchtelingen welkom willen heten en boos worden als iemand met praktische bezwaren komt.
Maar er is ook ellende die voortkomt uit minachting voor anderen. Die ander heeft de verkeerde kleur, het verkeerde accent, de foute religie. En nog veel vaker: die ander is maar een domme tokkie die ver beneden mij staat. Alles wat hij zegt komt maar uit zijn onderbuik. Eigenlijk is hij minderwaardig. Bestond hij maar niet…
Deze houding verklaart volgens mij veel van wat er gebeurde in de Schilderswijk.
Op sommige plaatsen in de wijk begon de gemeente al voor 1975 aan renovatie of nieuwbouw. Het volgende artikel gaat over deze vroege pogingen tot sanering.
Vond je dit artikel goed? Steun Maaike van Charante via repelsteeltje.backme.org
Voor meer artikelen, zie deze link.
Op de hoogte blijven van nieuwe artikelen? Volg Maaike (Repel) op Twitter.
Literatuur
Ambachtsheer, H., Glaudemans, C. (2019). Oorlog in de lucht. Den Haag 1940-1945. Den Haag. Uitgeverij de Nieuwe Haagsche B.V.
Klein Kranenburg, D. (2013). Samen voor ons eigen. De geschiedenis van een Nederlandse volksbuurt: de Haagse Schilderswijk. 1920-1985. Hilversum. Uitgeverij Verloren B.V.
Kleinegris, R., Van der Burg, F., De Leeuwe, J. (2016). Compact en Harmonisch. Sociale woningbouw in Den Haag 1850-2015. Amsterdam. Stokerkade cultuurhistorische uitgeverij.
Ter info:
- Wethouder Van Lissa Nessel was lid van de Katholieke Nationale Partij. Deze afsplitsing van de Katholiek Volkspartij (KVP) heeft maar kort bestaan (1948-1955) en ging toen weer op in de KVP. De KVP is later opgegaan in het CDA.
- Voor de vele citaten uit de documenten van het Haags Gemeentearchief, zie de voetnoten.
[i] 3 oktober 1955 (Handelingen 1955 blz. 704) mej. Ten Broecke Hoekstra (VVD) over het gevaar van onbewoonbaar verklaren waarna er geen onderhoud meer wordt gedaan
[ii] 18 juli 1955 (Handelingen 1955 blz. 544) Metscher (CPN) over krotten Van Ravesteinstraat
[iii] 18 november 1966 (Handelingen 1966 beschouwingen Volkshuisvesting) IJmkers (CPN) over verkrotting Schilderskwartier
[iv] 18 november 1963 (Handelingen 1963 blz. 1073) Van Praag (CPN) met cijfers over de Schilderswijk
[v] 18 november 1963 (Handelingen 1963 blz. 1073) Vugts (KVP) met aanvulling over verkrotting
[vi] map 0828-4039: 976/40/56 verslag tweede vergadering saneringscommissie (31 augustus 1956)
[vii] map 0828-4039: Kaart behorende bij bijlage 1953-373 Saneringsnota 1953
[viii] map 0828-4039: 813/25/57 toelichting (20 augustus 1957) bij de kaart behorende bij de saneringsnota 1953-373
[ix] 24 november 1975 (Handelingen 1975 blz. 1029) Geleijnse (PPR) over de prioriteiten van de gemeente
[x] map 0828-4039: Bijlage 1953-373 Saneringsnota 1953
[xi] 18 april 1977 (Handelingen 1977 blz. 187) Duivesteijn (PvdA) over braakliggende stukken in de Schilderswijk
.