Op 20 maart zijn de verkiezingen voor de Provinciale Staten.
De naam van deze verkiezingen klinkt zo technisch dat veel mensen bij voorbaat al afhaken.
‘Provinciale Staten…’
Het klinkt niet alleen saai, maar ook ouderwets en provinciaal.
Als je een beetje wereldburger bent, dan ga je toch niet stemmen voor iets provinciaals?
En toch zouden deze verkiezingen – nog los van de provinciale belangen – dit jaar wel eens heel belangrijk kunnen zijn.
Via de uitslagen van deze verkiezingen wordt namelijk bepaald wie er in de Eerste Kamer komen.
De leden van de Provinciale Staten worden iedere vier jaar rechtstreeks door de stemgerechtigde inwoners van de provincies gekozen.
Op hun beurt kiezen deze gekozenen weer de leden van de Eerste Kamer.
De Eerste Kamer?
Nog zo’n stoffig overblijfsel uit lang vervlogen tijden.
Waarom zou het ons iets uitmaken wie er in de Eerste Kamer zitten?
De Tweede Kamer is een tandeloze tijger
Dat zou ons iets uit moeten maken, OMDAT DE TWEEDE KAMER HAAR WERK NIET DOET.
De Tweede Kamer heeft in hoofdzaak drie taken:
- controle op regeringsbeleid
- medewetgeving (met de regering en de Eerste Kamer)
- vertegenwoordiging van de bevolking.
Controle op regeringsbeleid
Iedereen die het nieuws de afgelopen jaren een beetje gevolgd heeft, weet dat elke controle op het regeringsbeleid voorbij is zodra de coalitiepartijen een regeerakkoord hebben gesloten.
De Kamerleden van deze partijen zijn vanaf dat moment alleen nog maar stemvee voor de regering, en de ijzeren fractiediscipline zorgt ervoor dat het kabinet ongeremd zijn gang kan gaan.
De oppositie kan hard roepen en zelfs moties van wantrouwen indienen, maar er verandert helemaal niets.
Kijk maar eens wat er gebeurde in december, toen de oppositiepartij PVV aan de bel trok over de stijging van de energiekosten. Dit was nota bene gebaseerd op een bericht in de Telegraaf: journalisten hadden het werk van de Kamerleden gedaan.
Citaat uit het NRC van 19 februari ’19:
Staatssecretaris Mona Keijzer (Economische Zaken en Klimaat, CDA) deed in december stellige uitspraken. Op vragen van Kamerlid Alexander Kops (PVV) zei de staatssecretaris toen dat in 2019 de energierekening van een gemiddeld huishouden 108 euro hoger zou worden. De Telegraaf had een dag eerder juist geschreven dat de stijging meer dan 300 euro zou bedragen, op basis van inventarisaties van prijsvergelijkers voor energie.
De staatssecretaris zei toen stellig dat die cijfers „wat mij betreft niet kloppen”. Deze zaterdag (16 februari ’19, R) kwam het Centraal Bureau voor de Statistiek met officiële cijfers: de rekening stijgt in 2019 scherp met 334 euro, naar 2.074 euro. Tijdens het Vragenuurtje in de Tweede Kamer, dinsdag, gaf minister Wiebes toe: „In alle eerlijkheid had het kabinet zich minder stellig moeten uitlaten.”
(vetgedrukt van R)
Het kabinet kon de bezwaren van de PVV terzijde schuiven zonder zelfs maar na te hoeven denken over de betrouwbaarheid van deze cijfers, want dankzij de fractiediscipline stemmen de coalitiepartijen toch wel voor de kabinetsplannen.
Is dat controle op het regeringsbeleid?
Welkom in de ‘democratie’ van Nederland.
Vertegenwoordiging van de bevolking
Onze Tweede Kamer controleert het regeringsbeleid niet meer, en in feite wordt de bevolking er ook niet meer goed vertegenwoordigd.
Weet u nog hoe Mark Rutte in samenwerking met minister Wiebes de afschaffing van de dividendbelasting door wilde drammen?
In geen enkel verkiezingsprogramma was dit voorstel besproken, en de bevolking had er dus niet voor of tegen kunnen stemmen.
Maar ja, het was afgesproken in het regeerakkoord, en protesteren bleek zinloos: de regering negeerde de Kamer.
Even voor de duidelijkheid: het ging hier dus om regeringsbeleid over iets wat in geen enkel verkiezingsprogramma genoemd was en wat dus geen enkele democratische basis had, maar hoe kwaad de oppositie zich ook maakte, het had geen effect.
Citaat uit het NRC van 24 november ’18:
Vrijwel de hele oppositie was fel tegen het schrappen van de dividendbelasting en verwijt Mark Rutte en het kabinet ook de Tweede Kamer niet goed geïnformeerd te hebben over de wijze waarop het besluit in het regeerakkoord is gekomen. In april dit jaar diende de voltallige oppositie minus de SGP een motie van afkeuring in tegen premier Rutte.
Dat gebeurde nadat duidelijk was geworden dat Unilever en minister Wiebes tijdens de kabinetsformatie een belangrijke rol hebben gespeeld bij het besluit om de dividendbelasting af te schaffen. Uit kabinetsstukken bleek dat Wiebes in juni 2017 een persoonlijk gesprek had met Unilever-topman Paul Polman waarin afschaffing van de dividendbelasting ter sprake kwam.
(Vetgedrukt van R)
Het kabinet behartigde hier blijkbaar de belangen van een multinational in plaats van die van het volk.
En Rutte zou gewoon zijn zin hebben gekregen als niet op het laatste moment Unilever had laten weten toch geen interesse te hebben in het ‘betere vestigingsklimaat’ waar Rutte mee schermde.
De topman van Unilever hoefde maar een telefoontje te plegen en het wetsvoorstel ging van tafel, terwijl de oppositie en de grote meerderheid van de bevolking machteloos stonden.
Is dat vertegenwoordiging van het volk?
Nogmaals: welkom in de ‘democratie’ van Nederland.
Medewetgeving (met de regering en de Eerste Kamer)
En zo komen we bij de enige taak van de Tweede Kamer die nog overblijft: de wetgeving.
Hier lijkt de Tweede Kamer ijverig bezig te zijn. Wetsvoorstellen worden ingediend, er wordt gedebatteerd, voorstellen worden gewijzigd, wetten worden aangenomen.
Niets mis mee, toch?
Tja.
Wat heb je hieraan als die wetsvoorstellen niet deugen: niet effectief zijn en niet doorgerekend worden?
Wat voor nut heeft dit toneelstukje als alles door de regeringspartijen onderling wordt bekokstoofd?
Dan kan de Tweede Kamer wel elke keer braaf tekenen bij het kruisje, maar dat heeft niets meer te maken met wetgeving zoals die in onze grondwet bedoeld was.
De grote kwesties die de laatste jaren spelen – zoals immigratie, klimaat, democratie en onderwijs – worden nogal eens te nonchalant aangepakt.
Als het kabinet hier ondoordachte besluiten over neemt – die vervolgens klakkeloos goed worden gekeurd in de Tweede Kamer – dan krijgen we missers, zoals het klimaatakkoord waar de afgelopen maanden grote opschudding over was.
Nu pas is er opschudding, nu langzamerhand duidelijk begint te worden dat de kosten astronomisch zullen zijn – vele honderden miljarden – terwijl de effecten op zijn best marginaal zijn.
En die opschudding is er niet door politiek debat, maar doordat journalisten en burgers massaal aan het controleren zijn geslagen, en aan hebben getoond dat de plannen niet deugen. Zij hebben – weer – het werk van de Tweede Kamer gedaan.
Er is een poging gedaan om regering en Tweede Kamer tot betere wetgeving te dwingen door het invoeren van een raadgevend referendum.
Zowel bij het Oekraïnereferendum als bij het Sleepwetreferendum bleek de bevolking verstandige adviezen te hebben gegeven, maar daar was de regering niet van gediend: zij struikelde over haar eigen benen in de haast om het referendum zo snel mogelijk weer af te schaffen.
Controle op het regeringsbeleid?
Nee, dank u.
Inspraak van het volk?
De regering doet het liever zonder.
En zo is de bevolking buitenspel gezet en is de Tweede Kamer verworden tot de stempelmachine van het kabinet.
De Eerste Kamer tegenover de Tweede Kamer
Zoals we bij de wetgevende taak van de Tweede Kamer al zagen, speelt de Eerste Kamer ook een rol in de wetgeving.
Elke wet die door de Tweede Kamer wordt goedgekeurd, moet ook door de Eerste Kamer worden goedgekeurd. Het is de bedoeling dat het politieke debat plaatsvindt in de Tweede Kamer, en dat de Eerste Kamer vooral let op de technische kanten van het wetsvoorstel: de deugdelijkheid van de wet en de samenhang met andere wetten.
Deugdelijkheid.
Dat betekent zoiets als: van goede kwaliteit, met een degelijke basis.
Het betekent niet: flodderwerk waar eigenlijk niet echt naar gekeken is en waarvan niet eens is uitgerekend of het wel werkt en of het te betalen is.
Alleen al op basis hiervan had de Eerste Kamer een hoop kritiek kunnen hebben op veel besluiten van de laatste jaren, maar helaas lijkt ook hier de fractiediscipline toe te slaan.
Zo lang de regeringspartijen in beide Kamers de meerderheid hebben – of tenminste genoeg andere partijen waar ze ‘zaken’ mee kunnen doen – zo lang zal er feitelijk geen controle zijn op het kabinetsbeleid.
En daarom zijn deze verkiezingen voor ons – als kiezers – zo belangrijk.
Het is namelijk de enige manier om nog een oppositie te organiseren die het regeringsbeleid kan toetsen.
Als de ECHTE oppositiepartijen een meerderheid krijgen in de Eerste Kamer, kunnen daar de ondeugdelijk besluiten geblokkeerd worden.
Dan wordt de Tweede Kamer gedwongen om wel inhoudelijk te debatteren over de wetsvoorstellen en om wel rekening te houden met de werkelijke effecten en kosten van de wetten, in plaats van – zoals nu – luid juichend een klimaatakkoord aan te nemen dat een farce blijkt te zijn.
Dan maken volstrekt ondemocratische voorstellen geen kans meer, voorstellen zoals het plan van Rutte om de dividendbelasting af te schaffen.
Zelfs Nederlanders die bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen op de regeringspartijen – VVD, CDA, D66 en CU – gestemd hebben, zouden de waarde moeten zien van een krachtige oppositie die misstappen van het kabinet voorkomt.
Hoe tegenstrijdig het ook lijkt, het is ook in het belang van deze kiezers om nu de Eerste Kamer een radicaal andere samenstelling te geven.
Dat houdt dus ook in dat kiezers eveneens zouden moeten vermijden om te stemmen op oppositiepartijen die nu al klaar staan om het regeringsbeleid te steunen.
Wat heeft het voor zin om op een partij als GroenLinks te stemmen als je nu al weet dat zij de regering gretig van dienst zal zijn om dit krakkemikkige klimaatakkoord kritiekloos door de Eerste Kamer te loodsen?
Het heeft toch geen zin
Veel Nederlanders nemen normaal gesproken niet de moeite om voor deze verkiezingen naar de stembus te gaan.
Waar de opkomst voor de Tweede Kamerverkiezingen al jaren rond de 80% schommelt, ligt de opkomst voor de Provinciale Statenverkiezingen meestal onder de 50%.
Sommigen zullen ook na het lezen van dit stuk zeggen dat het ‘toch geen zin’ heeft om te gaan stemmen, want ‘die daar in Den Haag’ doen toch wat ze zelf willen.
Mensen die zo redeneren, geven het laatste restje zeggenschap uit handen.
Als wij willen dat onze regering evenwichtige, verstandige besluiten neemt, dan zullen we moeten zorgen dat de regering gedwongen wordt om na te denken over haar beleid.
En als dat niet in de Tweede Kamer geregeld kan worden, dan moet het maar in de Eerste Kamer.
Vandaar mijn oproep aan alle kiezers van Nederland:
Versterk de democratie.
Stem TEGEN deze regering.
Vond je dit artikel goed? Steun Repelsteeltje via repelsteeltje.backme.org