Dit artikel maakt deel uit van een serie. Hier vindt u de vorige delen.
- Verboden woorden en de realiteit
- Overbevolkte arbeiderswijk
- Saneren, maar hoe?
- Buitenlanders in de wijk
- Huisjesmelkers en andere profiteurs
- Noodkreten en dovemansoren
- Schilderswijk voor de Schilderswijkers
In een echte democratie is in principe iedereen gelijk voor de wet en is de overheid de dienaar van het volk. Helaas stelt de Nederlandse overheid zich vaak niet op als dienaar, maar als heerser. Dit wordt ook duidelijk in de communicatie tussen burgers en overheid.
Burgers moeten binnen een bepaalde termijn antwoorden en altijd de juiste gegevens verstrekken. Fouten worden afgestraft, denk maar aan bijstandsgerechtigden die inkomsten niet opgeven of andere verplichtingen niet (op tijd) nakomen.
Maar aan welke eisen voldoet de overheid zelf?
Dit artikel gaat over de omgang van de gemeente Den Haag met burgers in de jaren 70.
Een formulier bemachtigen
Op 17 augustus 1975 schreef ene meneer Kieviet een brief namens een invalide Schilderswijker – dhr. Versluis – die aan alle kanten knel zat. Versluis was ten einde raad; zijn tocht door de ambtenarij lijkt zo uit een verhaal van Kafka te komen.
Versluis woonde in een huurwoning. De huiseigenaar – een bekende van de politie – probeerde Versluis zijn huis uit te treiteren omdat hij de woning voor zichzelf wilde hebben. Daarom wilde Versluis bij de gemeente een aanvraag om bemiddeling voor een andere woning indienen, maar dat bleek niet zo eenvoudig.
- Eerst stuurde Versluis een brief aan de gemeente waar hij geen reactie op kreeg.
Daarom ging hij een tweede brief zelf op het stadhuis brengen, per (dure) taxi, want hij was invalide.
Toen hij belde waar de reactie bleef, kreeg hij te horen dat hij een formulier moest gebruiken. Hij vroeg of dit kon worden toegestuurd en dat werd beloofd, maar het formulier kwam niet.
Vervolgens schakelde hij dhr. Kieviet in die ook twee keer belde en om het formulier vroeg, zonder resultaat. - Van armoe ging Versluis nogmaals naar het stadhuis en vroeg daar om het formulier. De ambtenaar vroeg: Welk formulieren moet u hebben? De witte, de gele of de andere witte? De ambtenaar wist niet om welke formulieren het ging en Versluis kwam met het verkeerde formulier thuis.
- Kieviet ging weer bellen en zijn klacht werd genoteerd; de telefoniste beloofde dat nu het juiste formulier toegestuurd zou worden.
Er kwam niets en na vier weken wachten ging Versluis nog eens naar het stadhuis waar hij eindelijk het goede formulier kreeg. - Alles bij elkaar had het negen maanden geduurd voordat Versluis eindelijk zijn aanvraag in kon dienen, en dat was pas de start van het traject naar een andere woning. Bedenk daarbij dat Versluis al die tijd te maken had met pesterijen en intimidatie van de huiseigenaar.
De brief van Kieviet stond vol hoofdletters, vraagtekens en uitroeptekens. Hier een veelzeggend fragment.[i]
De machteloze woede spat ervan af, en je zou zeggen: al hadden Kieviet en Versluis alles misschien niet optimaal aangepakt, hadden de ambtenaren niet een beetje meer mee kunnen denken?
Huurders met klachten
Een andere Schilderswijker – dhr. Stuivenberg – schreef over achterstallige reparaties die de Gemeentelijke Dienst voor de Volkshuisvesting moest verrichten. De huuradviescommissie had hierover een uitspraak gedaan en volgens Stuivenberg had de ambtenaar van dienst al meerdere keren beloofd dat er een opzichter langs zou komen, maar gebeurde dit niet. Besef dat zo’n uitspraak van de huuradviescommissie pas helemaal aan het einde van een lang traject kwam. Waarschijnlijk wachtte Stuivenberg al jaren op deze reparaties.[ii]
Van diezelfde Stuivenberg kwam een paar maanden later – hij had geen reactie gekregen – weer een brief. Deze starre autoritaire houding is toch niet in overeenstemming met eerder gedane uitlatingen van wethouder Van Hagen.[iii] Ook deze briefschrijver merkte bitter op dat de gemeente niet opkwam voor de belangen van de Schilderswijk.
Op 1 oktober 1975 schreven bewoners van de Van Bassenstraat over een rattenplaag.
Ten einde raad wenden wij ons tot u. Meer dan een jaar zijn wij – tot nu toe zonder resultaat – bezig via Bouw- en Woningtoezicht, de rattenbestrijdingsdienst en andere instellingen een eind te maken aan de enorme rattenoverlast die wij in onze straat hebben.
De brief sloot af met: Wij verzoeken u beleefd doch dringend alle middelen aan te wenden om ons van deze overlast te bevrijden.[iv]
Bijna vijf maanden later kwam het antwoord van de gemeente. Volgens de gemeente hadden de meesten van de vijfenvijftig ondertekenaars van de brief geen officiële klachten over de ratten ingediend en verder had het Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht bevestigd dat de woningen inderdaad slecht waren, maar: De daarbij geconstateerde gebreken zijn echter niet meer dan de normale gebreken welke in woningen van gelijke soort en ouderdom worden aangetroffen.
Verder moesten de huurders het nog maar eens bij de verschillende huiseigenaren proberen en als dat geen effect had, kon de gemeente de eigenaren aanmanen. Bij geen resultaat – te melden door de onfortuinlijke huurders – kon de gemeente de eigenaren aanschrijven en als dat ook niet zou helpen (hoeveel jaar later?) kon de gemeente uiteindelijk op kosten van de eigenaren de benodigde werkzaamheden uit laten voeren.
Juridisch zal het allemaal vast wel kloppen, maar stel je even de wanhoop van deze bewoners voor. Kort samengevat betekende de brief van de gemeente simpelweg: los het zelf maar op. En o ja, de gebreken aan jullie woningen – kapotte rioleringen, verrotte vloeren en verzakkingen – zijn normaal.
Zo onbegrijpelijk mogelijk
Het antwoord van de gemeente op een andere brief vond ik ronduit schandalig.
Bewoners van de Van Ostadewoningen stuurden op 2 maart 1977 een brief naar de gemeente over gebreken aan hun woningen: lekkages, scheuren in de muren, gaten in de vloeren, muizen, ruimtegebrek, vocht, verzakkingen, stukken plafond die naar beneden kwamen; een lange lijst van ellende.[v]
Het was een handgeschreven brief vol spelfouten. De schrijvers hadden waarschijnlijk hooguit lagere school gehad; elke moeilijke tekst zou voor hen al onleesbaar zijn.
Negen maanden later kregen zij antwoord van de gemeente: hier het eerste deel van het antwoord.
En zo ging het maar door. Een greep uit de rest van de brief: besluitvorming – kortheidshalve – te uwer kennisneming – de desbetreffende handelingen van de gemeenteraad – alvorens – een eerder namens het bestuur publiekelijk gedane toezegging – het onderhavige raadsbesluit – volledigheidshalve – ter inzage worden gelegd – ter-visie-ligging – zullen wij ons beraden omtrent – minnelijke overeenstemming – betreuren het in hoge mate.
Persoonlijk betreur ik een dergelijk antwoord in hoge mate. Neem bijvoorbeeld deze zin: Ter beperking van tijdverlies is de voorbereiding van een onteigeningsprocedure inmiddels aangevangen. Was het de bedoeling dat de briefschrijvers het antwoord begrepen? Blijkbaar niet.
Sorry dat ik het zeg, maar welke idioot schrijft zo’n antwoord aan briefschrijvers die hier overduidelijk niets van zullen begrijpen? Ik heb een hoop documenten van de gemeente doorgewerkt, maar zelden zag ik zo’n onleesbaar schrijfsel. Je zou bijna aan opzet gaan denken.
Het antwoord aan deze bewoners was zo onbegrijpelijk dat het in feite geen antwoord was, maar officieel was het tenminste nog een antwoord. In andere gevallen kregen inwoners van de gemeente Den Haag helemaal geen antwoord op hun brieven en moesten ze in de krant lezen wat de gemeente met hun buurt van plan was.
Communicatie via de kranten
Op 28 november 1974 schreef de actiegroep ‘Het Vergeten Dorp’ een brief met daarin een opsomming van de slechte communicatie van de gemeente.[vi]
- Op 19 maart 1973 – ruim anderhalf jaar eerder – had de gemeenteraad een onderzoek toegezegd naar hun woonsituatie, maar daar hadden de bewoners niets meer van gehoord.
- Op 11 maart 1974 had de actiegroep hierover een brief gestuurd, daar was nog steeds geen antwoord op gekomen.
- Op 2 juni 1974 lazen de bewoners in de krant dat woningen in hun buurt voor renovatie in aanmerking kwamen, zelf hadden ze niets gehoord.
- Op 18 juli 1974 lazen de bewoners (weer) in de krant over besluiten die waren genomen met grote gevolgen voor hun buurt, maar zelf waren ze (weer) niet op de hoogte gesteld.
De brief werd afgesloten met een uitnodiging aan PvdA-wethouder Nuij en VVD-wethouder Wallis de Vries om eens met de bewoners te komen praten.
Een paar dagen later – 1 december 1974 – stuurden de bewoners al een volgende brief. Ze hadden (alweer) in de krant moeten lezen dat wethouder Nuij hun buurt niet meer zag zitten als woongebied.[vii]
De beleefde opsomming uit de vorige brief hielden ze niet meer vol. Dit keer schreven ze:
In februari 1975 kwam er zowaar een gesprek met wethouder Nuij die beterschap beloofde, maar in november 1975 moest de actiegroep (weer) uit de krant vernemen wat de plannen waren… De brief van februari 1976 bevat een lange opsomming van nog meer onbeantwoorde vragen en onverwachte besluiten waarmee de bewoners geconfronteerd waren.[viii]
Bewonersorganisaties
De actiegroep ‘Het Vergeten Dorp’ was niet de enige die voortdurend tegen dit soort zaken aanliep. In 1976 zeiden drie bewonersorganisaties het overleg met de gemeente op.
Opbouwwerkers schreven in september aan de gemeente:
In alle drie de gevallen gaat het om het niet nakomen van gedane toezeggingen en afspraken, zelfs op zeer essentiële punten. Ook in andere buurten en wijken zijn overleggroepen bezig met het ontwerpen van bestemmings- en/of bouwplannen. En deze worden evenzeer ernstig bedreigd.
Het is niet verwonderlijk dat op deze wijze vertrouwenscrises ontstaan. Bewoners kunnen dergelijke handelwijzen niet anders ervaren dan als verkwanseling van hun energie.[ix]
De gemeente schreef terug dat het overleg alweer hervat was – dus geen excuses voor eerdere fouten – en verwees naar een door de gemeenteraad aangenomen amendement bij de verordening organisatie en werkwijze stadsvernieuwing.
De brief sloot af met: Wij vertrouwen dat met het vastleggen van taken, rechten en bevoegdheden in een verordening situaties als door u geschetst kunnen worden voorkomen.
Je zou er cynisch van worden. Elementaire fatsoensnormen waren te lastig, dus werden ondoorzichtige verordeningen opgesteld die vast en zeker juridische details zouden bevatten waar de gemeente zich later op zou kunnen beroepen.
Vertrouwen
De bewoners van de saneringsgebieden zagen hun wereld afgebroken worden. Ze woonden in ellendige omstandigheden, hun toekomst was onzeker en ze snakten naar duidelijkheid. Juist in zo’n situatie komt botheid vanuit de gemeente keihard aan. De ambtenaren en bestuurders die deze burgers zo behandelden, namen blijkbaar niet de moeite om zich te verdiepen in wat deze mensen meemaakten.
Wat veel overheden niet schijnen te beseffen is dat dit soort zaken het vertrouwen van burgers ondermijnt. Waarom zou je een overheid vertrouwen die zich niets van jou aantrekt, een hoop eisen aan jou stelt en zelf nergens op aan te spreken is?
De lompheid van sommige antwoorden is verbijsterend.
Tegen deze achtergrond is de irritatie over onredelijkheid bij bewoners nog minder acceptabel. Mensen die al jaren in krotten woonden – die zieke kinderen hadden door alle ellende – werden weggezet als drammers zodra ze hun geduld verloren. O, wat waren die Schilderswijkers toch asociaal…
Wie zijn hier de asocialen?
En de woede van veel Schilderswijkers wordt nog begrijpelijker als je kijkt wat de prioriteiten van de gemeente waren. Altijd was geld de grote hindernis om iets voor de Schilderswijk te doen, maar op andere gebieden was de gemeente helemaal niet zo krenterig.
Het volgende artikel gaat over de prioriteiten die de gemeente Den Haag stelde, en in hoeverre die beschaafd zijn te noemen.
Vond je dit artikel goed? Steun Maaike van Charante via repelsteeltje.backme.org
Voor meer artikelen, zie deze link.
Op de hoogte blijven van nieuwe artikelen? Volg Maaike (Repel) op Twitter.
Ter info:
- Voor de vele citaten uit de documenten van het Haags Gemeentearchief, zie de voetnoten.
[i] G.V. 1975-441V brief van dhr. Kieviet (17 augustus 1975) over hoe dhr. Versluis van het kastje naar de muur werd gestuurd
[ii] G.V. 1975-443V brief van dhr. Stuivenberg (19 augustus 1975) over achterstallige reparaties
[iii] G.V. 1975-443 brief van dhr. Stuivenberg (10 oktober 1975) over starre autoritaire houding
[iv] G.V. 1975-602 brief van mevr. Veltkamp (1 oktober 1975) over rattenoverlast
[v] G.V. 1977-146 brief bewoners Ostadewoningen (2 maart 1977) en antwoord gemeente (13 december 1977)
[vi] G.V. 1974-634 brief van actiegroep ‘Het Vergeten Dorp’ (28 november 1974) met opsomming slechte communicatie
[vii] G.V. 1974-642 brief van actiegroep ‘Het Vergeten Dorp’ (1 december 1974) nadat men weer in de krant moest lezen wat zou gaan gebeuren
[viii] G.V. 1976-71 brief van actiegroep ‘Het Vergeten Dorp’ (23 februari 1976) met nieuwe opsomming slechte communicatie
[ix] G.V. 1976-486 brief van opbouwwerkers (24 september 1976) over de drie bewonersverenigingen die het overleg met de gemeente hebben opgezegd
.