Er is een categorisch onderscheid tussen emotionele reacties op onderwerpen en situaties, die uniek zijn van persoon tot persoon, en de theoretische ‘waarheid’ erachter. Waarheid is niet te reduceren tot een optelsom van individuele reacties maar bevat een universeel element dat noodzakelijk onafhankelijk is van het particuliere. Dit is geen controversiële stelling, de lezer zal het expliciteren van dit onderscheid wellicht als triviaal ervaren. Toch blijkt er in de praktijk verrassend veel verwarring te bestaan.
Bijvoorbeeld, wanneer ik lees over IS-strijders die vanuit Syrië terugkeren naar hun thuislanden in Europa, is mijn emotionele reactie genadeloos: een nekschot aan de grens en je bent af van de dure plicht bijeen te puzzelen welke misdaden er precies in het buitenland begaan zijn. Mijn theoretische ‘reactie’ is echter heel verschillend. Ik hecht grote waarde aan het concept van de rechtsstaat als fundament voor de westerse beschaving in het algemeen en de persoonlijke vrijheid in het bijzonder.
Het interessante is niet dat er een verschil bestaat tussen hoe ik mij als feilbaar individu voel en wat ik met mijn universele rede geloof, maar wel dat dit onderscheid enorm wordt geproblematiseerd en zelfs als leidend wordt beschouwd binnen politieke discussies. Kijken we bijvoorbeeld naar situaties die sterke emoties losmaken, zoals de naar Europa terugkerende IS-strijders die hier ons rechtssysteem belasten met hun rechten, dan valt op dat de reacties netjes binnen twee categorieën vallen.
De eerste categorie is de emo-dominante reactie. Hierbinnen vallen reacties met de volgende structuur 1) emotionele reactie op een rechtvaardige dan wel onrechtvaardige situatie 2) de eis dat de theoretische dimensie zich conformeert aan de emotionele reactie op de situatie. Mijn eigen emotionele reactie valt in het extreem-rechtse hoekje van mogelijke emotionele reacties. Wanneer anderen dezelfde reactie hebben vertaalt zich dit mogelijkerwijs in een eis dat de wet wordt gewijzigd waardoor het legaal wordt om vermoedde terugkerende oorlogscriminelen aan de grens af te knallen. Met andere woorden: het rijk der imperfecte emotie wordt over de theoretische dimensie gestempeld en overschrijft daarmee in een klap de fundamenten van de rechtsstaat.
De tweede categorie is de ratio-dominante reactie. Reacties die in deze categorie vallen kunnen prima net zo emotioneel heftig zijn als die in de emo-dominante categorie. De structuur van de ratio-dominante reactie is alleen precies omgekeerd aan die van de emo-dominante. In plaats van de wet te willen aanpassen aan de emotie accepteert de ratio-dominante persoon dat het een slecht idee is het universele te willen aanpassen aan particuliere emoties. De negatieven van het afrekenen met criminelen in de bossen bij Apeldoorn, te weten het verbrijzelen van de rechtsstaat en de basis van de westerse beschaving, wegen zwaarder dan de persoonlijke genoegdoening die het afknallen van bad guys mij oplevert. De hiërarchie is kortom doorslaggevend: conformeert het universele aan het particuliere, of is het emotionele ondergeschikt aan het theoretische?
Het vreemde aan de discussies die we binnen de (sociale) media zien is dat ze vrijwel volledig gericht zijn op het achterhalen van de emotionele reacties van individuen om van daaruit te extrapoleren naar hun ‘ware’ politieke overtuiging en hun morele status. Als je een ‘slecht persoon’ bent die graag terroristen zou afknallen aan de grens (schuldig) word je er automatisch van verdacht de rechtsorde te willen ontregelen. Er is geen noodzakelijk verband tussen wat ik voel op ieder moment en wat ik denk dat er moet gebeuren, sterker nog: het is noodzakelijk dat er géén direct verband tussen de twee bestaat. Stel je voor dat wat iedereen vindt op ieder moment zich zou vertalen naar wetgeving!
Een van de nadelige gevolg van deze onlogische focus op het emotionele is dat het buitengewoon belangrijk wordt de ‘correcte’ emotionele reactie te tonen. Dit resulteert in een haast pathologische behoefte het universele ook persoonlijk uit te dragen door middel van een ostentatieve demonstratie van de ‘correcte’ morele sentimenten (ook wel ‘deugpronken‘ genoemd). Het is simpelweg niet voldoende om te weten wat de correcte gang van zaken is (niet het neerschieten van terroristen voordat ze de grens over komen, sorry), er moet ook worden gevoeld dat dit de correcte gang van zaken is. Dit is niet alleen een vreemde randstadstrend, het is ook theoretisch onverdedigbaar.
Is er een natuurlijk verschil tussen het universele en het particuliere, dit is zelfs noodzakelijk. Het is zelfs normaal voor een rechter om te verklaren dat hij op persoonlijk niveau liever had dat de terrorist het niet had gehaald tot zijn rechtbank, maar dat hij als representant van de wet niet kan toestaan dat hij zijn hart volgt. Dit is niet ‘verdacht’, het is niet iets wat moet worden ‘opgelost’ door het particuliere en het universele in elkaar te klappen, het moet simpelweg worden aanvaard als een even natuurlijk als noodzakelijk bijproduct van individualiteit.
De druk om de persoonlijke reacties te conformeren aan wat theoretisch juist is kan zo groot zijn dat het een nieuw soort mens oplevert: levende dogmata. De oplettende lezer heeft gezien dat de twee categorieën emo-dominant en ratio-dominant die ik tot nu toe heb beschreven niet precies aan elkaar zijn tegengesteld, zoals ik beweerde. Het toelaten van een verschil tussen persoonlijke emoties en theoretische overtuiging is niet het tegenovergestelde van het emo-dominante voorrang geven aan emotie boven theorie. Het ontstaan van levende dogmata, wanneer de theorie de emotie voorschrijft, is wat er gebeurt als de ratio-dominantie volledig doorslaat naar het spiegelbeeld van emo-dominantie.
Een historisch en extreem voorbeeld van levende dogmata is de reactie van echtgenotes van communistische partijkopstukken die tijdens de ‘purges’ onder Stalin werden weggevoerd. Als ‘s ochtends bleek dat er weer een paar mannen in de nacht waren ‘verdwenen’ was de verwachte reactie er een van goedkeuring. De verdwenen mannen hadden immers iets gedaan wat tegen kameraad Stalin was. Eerst het dogma, vervolgens de ‘emotie’.
Als het individuen niet langer is toegestaan in hun emoties af te wijken van een ideaal uit angst verstoten te worden wanneer ze niet door de ideologische hygiënekeuring komen, houden zij op individuen te zijn. Er is geen einde aan het kwaad dat voort kan komen uit deze manier van denken. Ik hoop dan ook dat deze korte theorie over politieke sentimenten bijdraagt aan het herwaarderen van het onvolmaakte individu in al haar onmisbare idiosyncratische irrationaliteit.