In het eerste deel van deze serie heb ik je meegenomen naar de tijd dat het fundament voor het modern islamitisch extremisme is gelegd. We zijn daarmee tot aan de Tweede Wereldoorlog gekomen. Ik neem je nu verder mee tot aan het begin van de jaren ’80.
Een belangrijke periode is de vorming en consolidatie van het Saoedisch koninkrijk en haar buurlanden. Waar nu in het land enkel het Wahabisme als de enige en ware stroming van de Islam wordt erkend. Een religieuze politie, de Mutawa, werd in 1940 ingesteld en deze kreeg de vrije hand om de wahabitische waarden en normen te handhaven. Dat laatste gaat heel ver. In 2002, bijvoorbeeld, toen de Mutawa brandweerlieden tegenhielden, die meisjes wilden redden uit een brandend schoolgebouw. De meisjes die wisten te ontsnappen konden rekenen op een pak slaag omdat ze niet volgens de voorschriften gekleed waren. Resultaat: 15 doden.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef Saoedi Arabie op papier neutraal. Vlak voor de overwinning van de geallieerden verbrak zij de diplomatieke banden met Duitsland en Japan. Hoewel neutraal, voorzag zij de geallieerden van grote hoeveelheden olie. De diplomatieke betrekkingen tussen de VS en Saoedi Arabië begonnen in 1943 na een persoonlijke ontmoeting tussen de toenmalig president Roosevelt en koning Abdul Aziz Al-Saud. Op 28 februari 1945 verklaarde Saoedi Arabie Duitsland en Japan de oorlog, symbolisch. Dit was vooral symbolisch omdat de deze landen geen mogelijkheid meer hadden om te kunnen winnen.
De periode na de Tweede Wereldoorlog kan men in het westen omschrijven als een tijd van welvaart en groei. Van deze groei profiteerden de olieproducerende landen, en Saoedi Arabie in het bijzonder, het meest. Nooit eerder is in de geschiedenis een land, laat staan een volledige regio, van echte armoede naar extreem vermogen gegaan, en dat in luttele jaren. Die rijkdom is de VS dan ook niet ontgaan, die in 1951 de banden met het land heeft verstevigd met oa. een “Mutual Defence Agreement” als basis voor het bondgenootschap dat nu meer dan een halve eeuw stand heeft gehouden. Iets dat wij niet door hebben gekregen, is de maatschappelijke onrust en politieke spanningen die als gevolg van deze rijkdom altijd een rol hebben gespeeld in het land. De paper van Laszlo Gulyas (Universiteit van Szeged, Hongarije) genaamd Reforms in Saudi Arabia in the 1960s schetst een duidelijk beeld van wat er speelde in deze roerige tijd.
Als rode lijn door al het beleid loopt nog steeds de nieuwe, puriteinse vorm van Islam die voor het overgrote deel de macht bepaalt, namelijk: het Wahabisme. De reden hiervoor is heel simpel: de Saoedische heersers hebben de steun van de Wahhabis nodig om aan de macht te blijven. Ze hebben hun loyaliteit nodig, ze hebben de invloed op de op de bevolking nodig en ze hebben ook de ideologische rechtvaardiging nodig voor het enorme, jonge en in veel opzichten kunstmatige Saoedische rijk. Maar de Saoedi’s weten ook dat ze een deel van de moderne wereld moeten zijn, wat de Wahhabi’s haten. Die spanning heeft in veel opzichten Saoedi-Arabië vanaf het begin gedefinieerd, en het is vaak tot bloedvergieten gekomen.
Als samenvatting op het vorige deel: Toen Abdulaziz al-Saud werd geboren, in 1876, was het gebied dat we vandaag kennen als Saoedi-Arabië een lappendeken van stamhoofden, velen van hen trouw aan het Ottomaanse rijk of, later, het Britse rijk. Abdulaziz wilde het voormalige rijk van zijn familie herstellen. Hij wist dat hij, net als zijn voorvaders, de hulp van de Wahhabi’s nodig had en de ijver die ze naar het slagveld brachten. Dus vormde hij een groep quasi-afvallige fundamentalistische milities, bekend als de Ikhwan, of broeders. Zoals eerder was de deal eenvoudig: de Ikhwan zouden vechten namens al-Saud en in ruil daarvoor hun ultraconservatieve islam opleggen aan wie ze overwonnen.
In de jaren zestig en vooral in de jaren zeventig begon een explosie van olie-rijkdom Saoedi-Arabië te transformeren, door de moderniserende kracht van externe investeringen in te brengen, door Saoedi’s meer moderne goederen en levensstijlen te veroorloven, en door de bestuurlijke elite te verwesteren met Britse en Amerikaanse opleidingen . De Wahhabi’s, gealarmeerd, lanceerden een nog steeds voortdurende cultuuroorlog, die soms gericht was tegen de monarchie en echte slachtoffers omvatte.
In 1965 startte een Wahhabistische groep in de heilige stad Medina een campagne genaamd “de vernietiging van de foto’s” om alle “afgodische” en dus ketterse foto’s op openbare plaatsen te vernietigen – inclusief officiële portretten van de koning. In hetzelfde jaar, toen het land voor het eerst televisie ontving, bestormden Wahhabi-demonstranten met geweld een televisiestudio; een van de demonstranten werd gedood door de politie. Een decennium later vermoordde de broer van deze demonstrant de Saoedische heerser, koning Faisal, als vergelding.
Maar de meest gewelddadige botsing tussen de Saoedische regering en de Wahhabi’s kwam in 1979 met de traumatische belegering van Mekka, misschien wel de belangrijkste gebeurtenis in de moderne Saoedische geschiedenis. Een gewapende groep apocalyptische islamistische sektariërs bezetten de Grote Moskee in Mekka, de meest heilige plaats van de islam, van waaruit zij de Saoedische koninklijke familie hekelden als hypocriete “dronkaards” die de islam hadden verraden, die zij wilden zuiveren. Toen de Franse commando’s de belegering beëindigden, waren honderden gijzelaars van de sekte gedood.
De Saoedi’s zagen de belegering als onderdeel van een gevaarlijke golf van anti-overheidsextremisme – Islamisten waren ook bezig met het omverwerpen van de monarchie in het nabijgelegen Iran – en reageerden door allerlei dissidentie aan te pakken, en om de Wahhabi’s te sussen werd ultraconservatief islamisme op aggressieve wijze gecoöpteerd, en werden, vooral aan vrouwen, nieuwe beperkingen opgelegd.
Die praktijken zijn er vandaag nog steeds, geboren uit angst voor een nieuwe gewelddadige opstand. De uitgestrekte, paranoïde veiligheidsdiensten van het land richten zich zowel op islamisten als op liberalen. Recentelijk heeft ze een jonge blogger, Raif Badawi, veroordeeld tot 1000 zweepslagen voor het schrijven over atheïsme. En haar religieuze politie handhaaft middeleeuwse sociale zeden, zoals de status van vrouwen als het machteloze eigendom van mannen.
Wat je hieruit over kunt meenemen is dat er een ongemakkelijk bestand ten grondslag ligt aan het fundamentalistisch extremisme in Saudi Arabie. De puriteinen worden tegemoet gekomen, maar in ruil daarvoor wordt er niet getornd aan de macht van de Al Saud’s. De resultaten van dit beleid, en de invloed op ons als samenleving, komen vooral na 1980 naar voren, waar ik in de toekomst over ga uitwijden. Voor een breder begrip van de politieke situatie in de regio is het in ieder geval belangrijk om de expansie van de macht van de Al-Sauds, en hun standpunt met betrekking tot wahhabistische groepen te begrijpen.
Een gevolg van dit beleid komt heel erg naar voren in 1973, ten tijde van oliecrisis, die op haar beurt direct het gevolg was van de Jom Kippoeroorlog. Arabische olie-producerende landen, waaronder Saoedi Arabie, verhoogden de olieprijs met 70% en verminderden de olieproductie elke maand met 5%, zodat de prijs per vat explosief steeg. Tegen een aantal landen die Israël direct hadden gesteund bij de Jom Kippoeroorlog werd bovendien een volledige olieboycot ingevoerd. De Verenigde Staten, Nederland en een aantal andere West-Europese landen waren de voornaamste doelwitten van deze boycot. Verder werden ook landen als Japan en Canada getroffen. De oliecrisis met haar stijgende olieprijzen leidde tot een aanbodschok, die wereldwijd grote invloed op de economie had, omdat zoveel economische sectoren van olie afhankelijk waren. De crisis leidde tot stagflatie – een combinatie van stagnatie en inflatie. Het embargo werd opgeheven in maart 1974 nadat de VS Israël onder druk hadden gezet om te onderhandelen met Syrië over de Golanhoogten. Drie maanden later ondertekenden “Washington en Riyadh een brede overeenkomst over uitgebreide economische en militaire samenwerking.” Tegelijkertijd werd er in 1975 door de twee landen voor $ 2 miljard aan militaire contracten ondertekend. De Saoedi’s voerden ook argumenten aan (mede ten behoeve van Amerikaanse verlangens) om de OPEC-prijsverhogingen halverwege de jaren zeventig lager te houden dan Irak en Iran aanvankelijk wensten. Als onderdeel van de strategie “tweelingspijlers” probeerden de VS ook de betrekkingen tussen de Saoedi’s en de Iraniërs te verbeteren, bijvoorbeeld door Iran ertoe te bewegen zijn territoriale claim naar Bahrein te verwijderen. De verhoging van de olieproductie door de Saoedi’s om de olieprijs en de ondersteuning van anticommunisme te stabiliseren, hebben allemaal bijgedragen aan nauwere betrekkingen met de VS. In januari 1979 stuurden de VS F-15-jagers naar Saoedi-Arabië voor verdere bescherming tegen het communisme. Bovendien ondersteunden de VS en Saudi-Arabië anti-communistische groepen in Afghanistan en andere strijdende landen. Eén van die groepen werd later bekend als de terroristische organisatie Al-Qaida.
En zo komen we tot deel 3 van deze serie waar we de jaren ’80 tot de Eerste Golfoorlog zullen behandelen. Ik kan je nog van harte aanraden de onderstaande 4-delige documentaire te kijken, zeker met de zomervakantie. Over dit onderwerp kan ik wel een hele serie boeken schrijven, dus sla ik voor de leesbaarheid ook zaken over of som ik ze op. Eén van de contextueel belangrijker zaken is de rol die de oliebedrijven hebben gespeeld op intern en geopolitiek vlak, bij de totstandkoming van extremistische groepen, van bepaalde regmies en zelfs van landen.
Modern Islamic thought in a radical age Cambridge University Press Muhammad Qasim Zaman ISBN 978-1-107-09645-5