We gaan door een periode waarin iedere dialoog lijkt te ontsporen, grote groepen mensen gedragen zich in toenemende mate irrationeel, ze vertonen kuddegedrag en zijn vaak eenvoudigweg onbeschoft. Murray doet in zijn boek The Madness of Crowds een interessante poging om te achterhalen wat de oorzaken zouden kunnen zijn. Niet de verkiezing van Trump, maar de diepere oorzaken die in de dag-en weekbladpers nauwelijks aan de orde komen. We leven in een ‘postmoderne periode’, een periode in de geschiedenis waar geen grote richtinggevende ideeën meer leven, de kerken zijn leeg, en de politiek in Europa reageert vooral op wat er uit de EU op haar afkomt. Of in het geval van Frankrijk en Duitsland, probeert dit zoveel mogelijk te bepalen. Maar geen enkel vacuüm blijft lang bestaan, de laatste decennia zien we nieuwe strijdpunten, steeds hardere campagnes, en steeds meer claims om verandering vanuit de randen van de maatschappij. Die nieuwe strijdpunten zijn niet willekeurig, Murray schetst het als een nieuwe religie, een nieuwe metafysica. Interpretatie van de maatschappij vindt plaats vanuit een geïsoleerde positie van ‘social justice’, ‘identity politics’, en ‘intersectionalism’. In feite een overblijfsel van het Marxisme, maar nu zonder het omvattende kader van een economische theorie. Het atomiseert de maatschappij in verschillende belangengroepen die veelal ten onrechte als homogeen gezien worden. Het is ook moeilijk om je tegen ‘social justice’ te verzetten, wat zou dat moeten zijn, ‘social un-justice’? De sociale wetenschappen lijken doordrenkt van kortademige ‘analyses’ in ‘intersectionaliteit’ uitmondend in een claim van ‘diversiteit’. De termen zijn inmiddels opgepikt door de politiek en het bedrijfsleven, want niemand mag de boot missen met deze nieuwe politiek. Politiek die in feite geen politiek meer is in de zin van een verdeel- en prioriteitenvraagstuk. Murray bespreekt vooral de Amerikaanse situatie; de Universiteiten, vaak de Ivy League’s en de claims vanuit LGTB, Afro-Amerikanen en de eindeloze parade van identiteitsgroepen. Het beeld dat hij geeft is ontstellend. De nieuwe ‘tripwires’ verbonden met de steeds wisselende politiek correcte termen zijn bekend voor wie wat meer leest dan alleen de Volkskrant, Trouw of de NRC. ‘Bigot’, ‘homophobe’, ’sexist’, ‘misogynist’, ‘racist’, en ‘transphobe’ rollen over elkaar heen. Het internet; Twitter, Instagram, Facebook, de digitale wereld is een waar slagveld van wanhopige en gekwetste toetsenridders. Een verkeerd woord en je hangt. De politiek, altijd bang om iets te missen heeft de terminologie al overgenomen.
Murray heeft zijn boek ingedeeld in vier hoofdtukken; Gay, Woman, Race, en Trans. De eerste drie hoofdstukken worden afgerond door een korte Interlude, het laatste hoofdstuk is een korte conclusie. Wat hij laat zien is dat ieder van deze vier thema’s oneindig veel ingewikkelder is dan de maatschappij wil geloven. Zijn boek geeft een aantal mogelijke ontsnappingsroutes uit de collectieve gekte, niet alleen in de uiteindelijke conclusie maar dwars door alle hoofdstukken heen. De veranderende opvattingen over de vier thema’s zijn recent, ze zijn nog niet goed doordacht en veel is nog onduidelijk. Als voorbeeld. Pas in 1973 veranderde de American Psychiatric Association van mening over homoseksualiteit, het werd niet langer als ziektebeeld gezien. De World Health Organization volgde veel later in 1992.
Gay
In zijn hoofdstuk over homoseksualiteit laat hij zien dat we nog steeds geen goed wetenschappelijk beeld hebben waarom sommige mensen homoseksueel zijn en andere hetero. Homoseksualiteit is vrijwel zeker aangeboren. Er is onderzoek naar gen variatie, er is onderzoek naar onze hersenen, maar veel weten we niet. Maar voor de ‘social justice warrior’ (SJW) maakt dat niets uit, het hele fenomeen is allang gepolitiseerd. Het ‘hardware’ onderzoek is voor hen verdacht, ‘fluïde’ komt beter uit. LGBT wordt gezien als een homogene groep met dezelfde belangen, de politiek verwijst er routinematig naar. Maar niets is minder waar, er is geen sprake van een ‘community’, homo’s en lesbiennes hebben weinig gemeenschappelijke belangen of raakvlakken. Maatschappelijke acceptatie is eveneens recent, en vaak oppervlakkig. In Amerika werd homoseksualiteit in de periode 2001 tot 2015 als ‘moreel acceptabel’ gezien door 40% van de bevolking, in 2015 was dat gestegen tot 63%. Maar met ‘gay’ zijn we er niet. In juli 2016 beklom Peter Thiel het podium van de Republikeinse Partij in Cleveland, Ohio. Hij was een van de eerste openlijke en invloedrijke homo’s die zich uitsprak over zijn seksualiteit; “I am proud to be gay. I am proud to be a Republican”. Een ondersteuning voor Trump met andere woorden. Hij had uiteraard een van de tripwires geraakt. Advocate, een van de belangrijkste gay tijdschriften maakte onmiddellijk onderscheid tussen gay en queer. Hoewel Thiel met mannen het bed deelt, is hij in feite geen deel van de groep, of kerk zoals Murray schrijft. Gay is nu eenmaal niet hetzelfde als queer. Hij heeft de verkeerde opvattingen en werd geëxcommuniceerd. Brett Easton Ellis werd eveneens uit de groep verwijderd omdat hij een verkeerde mening over een tv programma had gemaakt, hij werd verbannen van het jaarlijkse media award diner dat georganiseerd wordt door GLAAD, een gay organisatie.
In zijn Interlude analyseert Murray de onderliggende structuur van de SJW. Het Marxisme kende een hiërarchie van repressie, bovenaan de piramide staat de kapitalist, onderaan de uitgebuite arbeider. Boven de arbeider de bourgeoisie, het militair apparaat en de clerus. Die hiërarchie is nu vervangen door een andere, bovenaan staat een blanke (tripwire geraakt!) heteroseksuele man, liefst op leeftijd en well to do. Aan de basis van de piramide vinden we de homo’s, lesbiennes, de trans, en iedereen die niet blank is. Een nieuw patriarchaal heteroseksueel ‘cis’ systeem van onderdrukking, zo schrijft Murray. Er is een duidelijke lijn vanuit de Marxistische theorie. Een onderzoek uit 2006 in Amerika laat zien dat 18% van de professors in de sociale wetenschappen zich als ‘Marxist’ definieert. 21% ziet zich als ‘activist’ en 24% als ‘radicaal’. Hij bespreekt de invloed van Foucault en Gramsci. Ik kom hier aan het eind van mijn verhaal op terug. Maar één voorbeeld moet nog genoemd worden, Judith Butler, professor aan de Universiteit van Berkeley en een van de belangrijkste vertegenwoordigsters van ‘queer theory’. Volgens Butler is ook man en vrouw uiteindelijk een sociaal construct. Zowel mannelijk als vrouwelijk zijn sociale constructies. De ellende van al die linkse theorie à la Butler is de hoge abstractie graad, volgens Murray wordt er in feite niets gezegd.
Woman
Murray opent zijn tweede hoofdstuk over Woman met een boek van Stephen Pinker, The Blank Slate. Pinker is professor in de psychologie aan de Universiteit van Harvard. Zijn boek gaat over evolutie, de discussie over aangeboren genetische karakteristieken en de invloed van de omgeving, ‘nature’ versus ‘nurture’. Zijn conclusie is duidelijk, we zijn bij geboorte geen wit vel onbeschreven papier. Veel is vastgelegd in onze genen. Het is een boek in de lijn van de Belgische filosofe Griet Vandermassen, een kritiek op het ‘gender denken’. De verschillen tussen mannen en vrouwen zijn geen sociaal construct, maar evolutionair bepaald en genetisch vastgelegd. Murray besteedt veel aandacht aan de Amerikaanse tv en film grootheden om te laten zien hoe snel het tij gekeerd is met wat wel en niet door de beugel kan. De ‘Me Too’ beweging uit 2017 heeft een belangrijke omkeer veroorzaakt, wat daarvoor allemaal wel kon tijdens de eindeloze reeks prijsuitreikingen, tv optredens, reality shows etc, werd in 2017 verdacht en leidde tot openbare aanklachten, terechtstellingen, en schuldbekentenissen. Zijn belangrijkste conclusie is dat de pogingen om ‘hardware’ (genetisch vastgelegd) in ‘software’ (maatschappij, gezin) te vertalen oneindige schade heeft aangericht, zowel bij mannen als vrouwen. Uiteindelijk is hij nog voorzichtig als hij zich afvraagt of de verschillen tussen mannen en vrouwen zo diep verankerd zijn dat ze onveranderbaar zijn. Ja, dat zijn ze. Ze zijn evolutionair bepaald. Natuurlijk is verandering mogelijk, dat zou de hele geschiedenis ontkennen, maar er is veel minder mogelijk dan we vaak denken.
Zijn Interlude die dit hoofdstuk afsluit gaat over digitale technologie. Niet voor niets een vervolg op zijn thema want als we allemaal de verkeerde kant op rennen dan wordt dat exponentieel versneld door het internet. Het internet heeft een nieuwe vorm van activisme mogelijk gemaakt, een nieuwe anonieme vorm van beledigingen en schelpartijen onder het mom van sociaal activisme. Ondanks het feit dat Google zo’n 10.000 moderators in dienst heeft die de terminologie in de gaten houden, en Facebook zo’n 30.000 moderators, zijn de beledigingen mainstream geworden. Murray’s ‘madness’ is voor een belangrijk deel een digitale gekte gevoed door de intelligentsia in universiteiten, dagbladen en op tv. Dat met dit modereren de objectiviteit enorme schade oploopt zal duidelijk zijn: Twitter verbant inmiddels vrouwen van hun platform die zeggen: ‘Mannen zijn geen vrouwen’, en ‘Wat is het verschil tussen een man en een transvrouw’? Ondanks alle slimme algoritmes als ‘Machine Learning Fairness’ (MLF) blijft het mensenwerk, met alle politieke correctheid die daar bij hoort.
Race
Het derde hoofdstuk over Race opent met Martin Luther King jr beroemde uitspraak vanaf Lincoln Memorial in Washington in augustus 1963 over zijn hoop dat zijn kinderen ooit in een samenleving zouden leven waar ze niet langer beoordeeld werden op hun huidskleur maar op hun karakter. Die tijd lijkt definitief voorbij, sinds de verkiezing van Trump hebben de media in Amerika, en Europa, zich gestort op de restanten van ‘white supremacism’ en ‘white nationalism’. Maar het grootse probleem komt van hen die zichzelf zien in de voetsporen van King om racisme bestrijden, maar nu kleur tot het enige relevante thema maken in het scala van vele maatschappelijke problemen. Opnieuw gevoed door de universiteiten, evenals ‘queer studies’, ‘women’s studies’, zijn ‘black studies’ nu opgesloten in een nieuwe silo met specifieke eigen interesses zonder een link te leggen naar andere urgente maatschappelijke problemen. Op dit moment is een hausse aan de Amerikaanse Ivy League’s in ‘whiteness studies’, een uitvloeisel van de radicale theorieën over kleur. Murray refereert aan Barbara Appelbaum, professor aan Syracuse University die ‘whiteness studies’ omschrijft als gericht op het verstoren van verborgen racisme door ‘blank’ te problematiseren. Ook Nederland kent een vertegenwoordigster in deze discipline, Gloria Wekker. De Amerikaanse geschiedenis is inderdaad volledig besmet door racisme, maar of dit nog steeds in dezelfde mate opgaat voor de huidige generatie is de vraag. Nederland heeft alweer een andere traditie. Hoe ver dit in Amerika is doorgedreven komt tot uiting in een voorbeeld van Murray.
Het Evergreen State College in Olympia, Washington had sinds jaren een traditie die bekend stond als ‘The Day of Absence’, waar alle zwarte studenten en professors massaal wegbleven van de campus. Een indrukwekkend gebaar om je beroerde maatschappelijke positie duidelijk te maken. In 2017 werd vanuit de bestuurslaag van de Universiteit besloten dat de rollen omgedraaid moesten worden, alle blanke studenten en professors moesten thuisblijven. Wat aanvankelijk een initiatief was van zwarte studenten, werd nu van bovenaf opgelegd. Een van de professors, Bret Weinstein zag hier niets in, hij zag het verschil tussen een vrijwillig wegblijven en een oproep van het Universiteitsbestuur om de rollen om te draaien. “One’s right to speak – or to be- must never be based on skin color’. Weinstein was een fervent aanhanger van Bernie Sanders, hij kon niet weggezet worden als ‘rechts’ of als Trump fan. In discussies met studenten bleef hij vasthouden aan het idee van hoor en wederhoor. Omdat tegenwoordig ongeveer alles op iPhone’s geregistreerd wordt, kon Murray letterlijk de ‘discussie’ herhalen in zijn boek. In een discussie met studenten zegt Weinstein; ”I am talking about the terms that serve the truth”. “You said some racist shit”, “Fuck what you have to say”, “Stop telling people of color they’re fucking useless”, “Get the fuck out”, “Fuck you, you piece of shit”, is het antwoord. Het kantoor van George Bridges, de College President wordt uiteindelijk bezet, en Bridges wordt gegijzeld in zijn kamer. Bridges wil naar de wc, dat wordt verhinderd, hij smeekt ongeveer of hij even weg mag, maar nee “Hold it”. Uiteindelijk mag hij onder begeleiding van twee studenten even naar de wc. Studenten schreeuwen in zijn gezicht, hij wordt meer en meer geïntimideerd. Hij probeert heel bedeesd zijn belagers van zich af te houden. “Put your hands down George”. “Do not point, George”, “That’s not appropriate”. Een student doet hem voor hoe hij hoort te staan met zijn armen recht naar beneden, en niet bewegen. Wanneer hij dat uiteindelijk doet, barst iedereen in lachen uit. Een studente: “You keep doing these little hand movements or whatever, like. And I am going to decolonize this space. I ‘ll just be roaming about”. Applaus alom. De studente die dit verzint loopt nu fladderend rond om te ‘decolonizen’. Je waant je in een gesticht, en in een bepaald opzicht is dit het ook. Maar het kostte Weinstein en zijn vrouw uiteindelijk wel hun baan aan Evergreen University. Het zijn “outrageously clear powerplays”, aldus Murray. Murray ’s conclusie is terecht; Thiel is geen homo meer als hij Trump steunt, Kane West die op bezoek ging bij Trump niet langer zwart, zwart is geen kleur meer maar een politieke ideologie met de juiste woorden die ongeveer per week wisselen.
Toen Benedict Cumberbatch, een Engelse acteur die een lans brak voor meer zwarte acteurs in de UK, kreeg hij de wind van voren. Cumberbatch had het over ‘colored actors’, die term was inmiddels verbannen. De nieuwe terminologie per januari 2015 was ‘people of color’, de verontwaardiging was enorm. Je kunt Cumberbatch bepaald niet zien als aanhanger van de Ku Klux Klan, maar hij moest wel zijn excuses aanbieden. Ver weg? Dat lijkt me niet. De Amsterdamse gemeenteraad grossiert in politiek correcte terminologie. Ook de politiek rent dagelijks achter de nieuwe correcte termen aan. “We all live on campus now”, volgens Andrew Sullivan. In 2019 gaf Robin DiAngelo, professor aan de Universiteit van Washington en specialist in ‘whiteness studies’ een lezing aan Boston University. Ze schreef het boek White fragility, ook populair aan Nederlandse Universiteiten. Het probleem is dat DiAngelo zelf blank is. Ze moet zich dus zo klein mogelijk maken en vol berouw over haar kleur op de knieën. Ze doet dat door te zeggen dat ze, alleen al door op het podium te staan, ‘whiteness’ en de centrale positie van blank versterkt. Waarvoor ze vergeving vraagt. Ze zou wel minder blank willen zijn.
In zijn Interlude doet Murray een poging om uit dit moeras van beschuldiging, belediging, excommunicatie en ‘deplatforming’ te komen. Onder verwijzing naar Hannah Arendt vraagt hij zich af hoe het gesteld is met onze faculteit van vergeving. Is het nog mogelijk om een ander die in het verleden een misstap heeft begaan te vergeven en verder te gaan met zijn of haar leven. We hebben een digitale wereld gemaakt waarin ongeveer alles onthouden wordt, iedere misstap op het web kan jaren later nog gebruikt worden om een ander onderuit te halen. Het web in tegenstelling tot ons geheugen vergeet niets. Het digitale geheugen is oneindig. Arendt’s ideeën over vergeving zijn inderdaad relevanter dan ooit. Maar voorlopig zie ik geen verandering, die omslag naar vergeving lijkt verder weg dan ooit.
Trans
Het vierde en laatste hoofdstuk over Trans is wel het meest complexe thema in het boek. Murray opent met het tragisch leven van Nathan Verhelst, die in september 2013 zijn leven beëindigde door euthanasie. Nathan werd geboren als meisje, en door haar ouders Nancy genoemd. Ze groeide op in een gezin met alleen jongens en had altijd het gevoel dat haar ouders haar drie broers veel meer de moeite waard vonden. Het relaas van de moeder na de dood van Nancy tekent de hele situatie: “Toen ik Nancy voor het eerst zag bij de geboorte, viel mijn droom in duigen. Ze was een lelijk kind. Ik had een fantoom gebaard. Haar dood houdt me niet bezig. Ik voel geen verdriet, geen twijfel of spijt. We hadden nooit een band”. Nancy onderging een sekse verandering, haar leven was er één vol van depressies. Ze had gehoopt dat met een geslachtsverandering ze als Nathan een beter leven zou hebben. Maar ze vroeg uiteindelijk om euthanasie, de Belgische overheid erkende ondraaglijk lijden en willigde haar verzoek in. Ze overleed toen ze vierenveertig jaar was. Als het bij dit voorbeeld zou blijven, zou er wel het een en ander aan te merken zijn op Murray’s hoofdstuk. Niets is minder waar, dit afschrikwekkend en tragisch voorbeeld wordt opgevolgd door ‘gender-ambiguity’ of ‘gender-fluidity’ als voorbeeld in verschillende culturen waar mannen als vrouw, en vrouwen als man door het leven willen gaan. De voorbeelden gaan tot aan Afghanistan waar de traditie van Bacha posh nog levend gehouden wordt. Wanneer de ouders geen mannelijke opvolger hebben wordt een dochter uitgekozen om als man te gaan leven.
Intersex is in de medische wereld een bekend fenomeen, sommige mensen hebben ambigue genitalia, soms wordt er geopereerd, soms niet. Je kunt tussen de seksen in geboren worden. Johns Hopkins University heeft een standaard procedure waar experts een kind onderzoeken om te zien welke sekse wat meer domineert, om vervolgens hormonen of chirurgie toe te passen. Dat kan beide kanten uitgaan. Transseksualiteit is een ander fenomeen, je verandert letterlijk van geslacht middels chirurgie. Het motief om van geslacht te willen veeranderen is lang niet altijd dat van Nathan Verhelst. Een indrukwekkend voorbeeld is dat van Jan (voorheen James) Morris. Morris had in de laatste dagen van WO II gevochten, daarna werkte hij als journalist voor The Times en The Guardian. Hij was buitenland correspondent in het Midden Oosten, Afrika en werkte in Rusland. Hij was getrouwd en had vijf kinderen. Jan had een sekse verandering in 1972, dat maakte haar op slag beroemd. Maar belangrijker was haar memoire van haar transitie, Conundrum uit 1974. Het is een van de meest indringende verslagen van iemand die in het verkeerde lichaam zit opgesloten. De hormoon behandeling had niet alleen de lagen mannelijkheid weggehaald, maar haalde ook de niet zichtbare laag weg die de mannelijke soort eigen is, het dempen van de affecten. Jan beschrijft haar transitie als één van de meest fascinerende ervaringen van een transitie van man naar vrouw. Niet alleen een lichamelijke verandering, maar ook die van ervaring, perceptie en emotie.
In 2015 werd ‘trans’ mainstream in Amerika met de geslachtsverandering van Bruce Jenner naar Caitlyn Jenner. Transgender werd Amerika’s ‘Next Civil Rights Frontier’, (Time magazine). Murray’s conclusie is glashelder, er zijn mensen geboren in het verkeerde lichaam. En toch weten we niet wat hier precies aan de hand is, opnieuw het ‘we weten te weinig’. Met gay of lesbisch zit alle ‘hardware’ nog op zijn of haar plek, met trans onderga je een niet omkeerbaar proces. De Britse NHS kan het aantal aanvragen nauwelijks aan met 3000 mensen onder behandeling en nog eens 5000 op de wachtlijst. In de laatste vijf jaar is er een stijging van 700% in de verwijzingen naar gender klinieken. Het intake proces werkt inmiddels als een lopende band, en dat is precies het probleem waar Murray op wijst, door de politisering van ‘transgender’ neemt de druk toe, de politici lopen voorop en in een aantal gevallen komen mensen er te laat achter dat dit toch de verkeerde beslissing was. En opnieuw een ‘feminist tripwire’.
De beroemde Britse feministische journalist en oprichtster van Justice for Woman, Julie Bindel was er niet van overtuigd dat de transseksueel Kimberley Nixon als counselor kon optreden voor vrouwelijke slachtoffers van verkrachting. Bindel werd aan alle kanten aangevallen, ze verontschuldigde zich uiteindelijk voor de ‘toon’ van haar artikel maar door de stormen van de ingezonden brieven, en uiteraard het web, durfde ze uiteindelijk nergens meer op te treden, of ze werd al afgezegd voor ze kon nadenken of ze wel zou gaan. Julie Burchill overkwam hetzelfde, in haar verdediging van een haar vriendin Suzanne Moore die ook al af geserveerd was maakte ze een ‘verkeerde opmerking’, ironie of sarcasme zijn inmiddels not done. Lynne Featherstone, de Britse Home Office minister vroeg om haar ontslag bij de Observer. De Observer trok het artikel onmiddellijk terug, de redacteur verontschuldigde zich in alle toonaarden. En Burchill’s carrière was zo goed als afgelopen. Featherstone verloor haar zetel bij de verkiezingen, maar kreeg onmiddellijk een leuke levenslange baan in het House of Lords. Germaine Greer, auteur van The Female Eunuch en inmiddels levenslang feministe overkwam hetzelfde, ze was er niet zeker van dat transgender mannen ook daadwerkelijk vrouwen zijn. Volgens Eve Hodgson van Cambridge University, haar alma mater, was Greer een oude witte vrouw die geen recht van spreken meer had. Alles moet gepolitiseerd worden. Twijfel wordt niet geduld. Vragen mogen niet gesteld worden. En dat is uiteindelijk wat Murray doet in zijn boek. Het wordt hem niet in dank afgenomen. In een bespreking van zijn boek in The Guardian ( 19 september 2019) typeert William Davies hem als ‘rightwing provocateur, blind to oppression’. Hij ziet kans Murray’s vraagstelling al in de kop te vervalsen in de vraag of racisme en seksisme wel bestaan. Alsof dat ook maar ergens in zijn boek in twijfel getrokken wordt. Een ‘rightwing diatribe’ aldus Davies. Als door een adder gebeten verdedigt Davies de “acclaimed gender theorist Judith Butler”, de hele sociale wetenschappen worden bedreigd door Murray. Het antwoord van ‘links’ is niet veel meer dan schelden, excommunicatie, verdacht making en vervalsing van een terechte vraagstelling in een boek. Nergens een argument, nergens een bespreking van een passage uit het boek, het is een verpolitiekte stellingname die uiteindelijk Murray’s gelijk bewijst, er is geen discussie meer mogelijk.
Tot slot
Nog een opmerking over de sociale wetenschappen en de filosofie. Wat is de status van de sociale wetenschappen, ‘science’ of ‘humanities’? De vraag is oud, vanaf Auguste Comte wordt er over gestreden. Probleem is de voorspellende waarde van de sociale theorie. Op dat terrein vinden Murray, Griet Vandermassen en bijvoorbeeld Steven Pinker elkaar. Een theorie die niets kan voorspellen is geen theorie. Pinker is helemaal duidelijk, alle ‘postmoderne auteurs’ als Nietzsche, Heidegger, Foucault, Deleuze, Lacan, Derrida en de Kritische Theorie kunnen overboord. (Enlightenment Now). Deze culturele pessimisten zijn geen wetenschap, ze zien alles verkeerd en hebben niets met wetenschap te maken.
Als er geen voorspelling mogelijk is, moet je wat anders proberen. De kracht van Vandermassen’s boek Dames voor Darwin is dat zij duidelijk laat zien dat evolutionair onderzoek uitgaat van die genoemde voorspellingen, de theorie wijst de weg, kan deels verworpen worden of bevestigd, maar in vrijwel alle gevallen wordt de voorspelde uitkomst gehaald. Naar mijn idee is Vandermassen’s boek één van de belangrijkste feministische theorieën op dit moment. Haar boek lijkt me onmisbaar voor iedereen die in deze thema’s geïnteresseerd is. Het loopt soms parallel met Murray’s boek. Die afwezigheid van voorspelbaarheid, of beter de voorspelbaarheid die zo sterk ontwikkeld is bij de science kant, ontbreekt veelal bij de humaniora. Dat zou betekenen dat filosofie, literatuurtheorie, geschiedeniswetenschap en veel van de humaniora, en de “acclaimed gender theorist Judith Butler”, geen wetenschap zijn, maar zoiets als een mogelijke vaak zeer abstracte beschrijving van de werkelijkheid vergelijkbaar met literatuur. Butler’s helden zijn het rijtje auteurs dat Pinker opnoemt. Dat zou dan tot gevolg moeten hebben het verleggen van de geldstromen aan de Universiteiten, waarom zou je hobby’s financieren? Stuur het geld naar de science afdelingen. Ga er maar aan staan. Dit vraagt om een discussie op zich.