Op het moment dat ik dit schrijf is een bus vol boze kinderfeestverstoorders op weg naar Dokkum om een kinderfeest te verstoren. Of en hoe laat ze daar aan zullen komen is niet duidelijk (update: Mission Failed), omdat de Friezen, naar goed oud gebruik, een invasie uit Holland ter hoogte van de Friese Meren de voet dwars zetten.
Uiteraard, de mensen in die bus zullen voor het overgrote deel nog nooit eerder in Friesland geweest zijn, laat staan helemaal in Dokkum. Die wittemensenprovincie interesseert ze ook niet, wat hebben ze daar te zoeken? Wat de Friezen doen, daar hebben deze randstedelijke beroepsklagers dan ook op geen enkele manier last van.
Een beetje gek dus, als er dan een feest wordt gevierd in Friesland, om naar deze provincie af te reizen om de mensen in deze provincie te vertellen dat ze Moreel Fout zijn en dat ze hun traditionele feesten anders moeten vieren voortaan. Waarna ze weer zullen vertrekken uit de provincie om nooit meer terug te komen en nooit op wat voor manier dan ook gehinderd te worden door welk feest dan ook in Friesland. Wat voor grond tot klagen heb je dan?
Foto: De slag bij Joure (Frysk: De Jouwer), 18 november 2017, Friezen tegen Hollanders. De Friezen winnen.
Beide kampen zijn niet gelijk
Volgens elitaire linkse intellectuelen in politiek en media is dit volslagen redelijk en begrijpelijk gedrag en moeten we de eisen van deze mensen inwilligen.
Volgens mij is dit eens te meer een aanwijzing dat we elitaire linkse intellectuelen in politiek en media niet al te serieus kunnen nemen. Want de kern van wat de anti-ZwartePieten beweging wil, is dat anderen gaan aanpassen hoe ze hun eigen feesten moeten vieren:
Anti-Pieten: “Jullie mogen je niet meer zwart schminken als jullie een feest vieren en daar valt niet over te praten.”
Pro-Pieten: “Wij bepalen lekker zelf hoe we ons uitdossen op onze eigen feesten en daar valt niet over te praten.”
Volgens sommigen zijn beide kampen hiermee even extreem omdat ze geen van beiden openstaan voor de klachten van de ander. Dit gaat echter voorbij aan het fundamentele verschil tussen de twee kampen: het tegenkamp wil het voorkamp de wet voorschrijven, andersom niet. Daarmee vallen alle zogenaamd “genuanceerde” relativeringen in de trant van “beide kampen zijn extreem” dan ook volledig in het water. Voorbeeldje ter vergelijking:
Wim: “Jij mag geen blauwe sokken meer dragen, Ruud, daar valt niet over te praten.”
Ruud: “Ik bepaal lekker zelf wat voor sokken ik draag, Wim, daar valt niet over te praten.”
Zijn Wim en Ruud hier allebei even extreem, omdat ze allebei niet willen praten? Volgens de logica die links Nederland in het ZwartePiet-debat toepast wel. Maar dit is natuurlijk belachelijk. Wim is hier veel onredelijker omdat het onderwerp van het conflict de wijze is waarop Ruud zich kleedt, iets waar hij zelf over gaat en waar Wim niets over te zeggen heeft. Daarom is in dit voorbeeld Wim overduidelijk onredelijk en Ruud overduidelijk niet. Geen zinnig mens zal roepen dat Ruud meer moet openstaan voor de grieven van Wim aangaande zijn sokken.
Omgaan met gekwetst zijn: het concept “Tolerantie”
Voor de duidelijkheid: je mag tegen Zwarte Piet zijn. Die vrijheid heb je. Vier met vrienden of de buurt of de school je feest met wat voor Pieten je ook wilt. Maar wat de ZwartePietenhaters niet helemaal lijken te snappen, evenmin als hun linkse sympathisanten, is dat ditzelfde recht ook geldt voor mensen die Zwarte Piet juist willen behóuden. Dat is wel vaker een dingetje voor linkse activisten, dat hun tegenstanders dezelfde rechten hebben als zij.
Het punt is, soms zie je wel eens dingen die je irriteren. Die je kwetsend vindt. Soms vieren anderen wel eens een feest op een manier die jij niet leuk vindt. Dat overkomt ons allemaal. Zo zijn PVV’ers bijvoorbeeld gekwetst door de Ramadan, zijn republikeinen gekwetst door Koningsdag, zijn moslims gekwetst door Kerst, zijn GroenLinksers gekwetst door Oudjaarsavond en ga zo maar door. Dit is inherent aan een vrij land. Op het moment dat we al deze dingen zouden verbieden vanwege kwetsgevoelens, zouden we dat vrije land niet meer zijn. We hebben dus een maatschappij waar mensen zich voortdurend storen aan de wijze waarop hun medemensen uitdrukking geven aan hun vrijheid van expressie.
De oplossing voor dit conundrum noemen we “tolerantie,” eveneens een Oud-Hollandse traditie, die we ooit nodig hadden om met katholieken en protestanten in één land samen te kunnen leven en niet, zoals onze ooster– en zuiderburen deden, elkaar de hersens in te slaan tot slechts één groep over is.
Dus in tegenstelling tot wat beroepsslachtoffers en linkse mensen blijkbaar denken, is tolerantie niet eenrichtingsverkeer van autochtone naar allochtone Nederlanders toe, of van rechtse naar linkse mensen. Het is niet iets wat je voor jezelf op kunt eisen zonder dat je bereid bent jezelf net zo tolerant op te stellen. Integendeel, tolerantie moet twee kanten opgaan. Dus net zoals pro-Pieten niet het recht hebben te eisen dat anti-Pieten hun feest mét Zwarte Piet vieren, hebben anti-Pieten niet het recht te eisen dat pro-Pieten hun feest zónder Zwarte Piet vieren.
Foto: een demonstratie van idealistische activisten tegen andermans vrijheid van expressie (ANP)
Racisme als excuus voor intolerantie
De wil om andermans vrijheid van expressie te tolereren is volledig afwezig in het anti-Zwarte Pieten kamp. Niets minder dan totale afschaffing van Zwarte Piet is het doel, in het openbare leven, in reclames van bedrijven en in de feestjes die mensen in eigen kring vieren. Er is geen bereidheid tot een redelijke discussie en het vinden van een consensus, zoals ook blijkt uit het feit dat ze voor hun discussieavonden louter gelijkgestemden uitnodigen (totdat filantroop Erik de Vlieger ingreep natuurlijk en een actie op touw zette om het geheel wat pluriformer te maken). We noemen het de ZwartePieten-“discussie,” maar dat is het doel niet van de activisten, het doel is actievoeren en stampvoeten tot alle eisen zijn ingewilligd. Luisteren naar andere meningen is geen onderdeel van het plan.
In een verstandige maatschappij zou dit soort gedrag al snel in de marge verdwijnen, omdat de eisen onredelijk zijn en er met de eisers geen volwassen gesprek te voeren is. Maar er is een probleem, en dat heeft te maken met het krachtigste woord van de Nederlandse taal:
“Racisme!”
Als iemand zich racistisch bejegend voelt omdat in een Fries dorp een kinderfeestfiguur zijn gezicht zwart schminkt, zal een niet-links persoon misschien de logische, rationele vragen stellen “dat lijkt me nogal vergezocht, klopt deze bewering wel? Ben je misschien niet gewoon een beetje overgevoelig? Op wat voor praktische manier heb jij daar last van?” Maar voor linkse intellectuelen werkt dit anders. Wanneer zij een gekleurde Nederlander “Racisme!” horen roepen krijgt die persoon bij voorbaat gelijk, aangezien de combinatie van een donkere huid en het woord “racisme” een soort codecombinatie lijkt te zijn die in het brein van de linkse intellectueel het rationeel denkvermogen uitschakelt en alle hersenactiviteit inzet om de klager op alle mogelijke wijzen te steunen en te pogen al zijn eisen ingewilligd te krijgen.
En helaas zijn deze mensen oververtegenwoordigd in vrijwel alle relevante elites van Nederland (overheid, politiek, media, onderwijs, universiteiten, rechterlijke macht, cultuur), zodat de stem van de anti-ZwartePieten beweging dusdanig versterkt wordt dat het net lijkt alsof deze mensen een relevant deel van de Nederlandse samenleving vertegenwoordigen (in plaats van de paar procent die ze in werkelijkheid zijn) en dat hun grieven daarom een landelijke discussie verdienen.
Waarom een kinderfeestfiguur belangrijk is
Vroeger vroeg ik me wel eens af waarom ik me boos maak over een kinderfeest waar ik zelf niet eens heel actief aan deelneem. Inmiddels weet ik wat het is.
Drie dagen terug bleek dat 92% van de Nederlandse bevolking Zwarte Piet wil behouden. Dit soort cijfers zien we al jaren (zoals hier bijvoorbeeld uit 2014), dus we kunnen wel stellen dat de pogingen van de elite de laatste jaren om het Nederlandse volk te heropvoeden binnen de bekrompen kaders van de dogmatische linksprogressieve moraal volkomen, maar dan ook volkomen mislukt zijn. En hier raken we aan de kern. Het Nederlandse volk wil Zwarte Piet niet veranderen, maar tegen hun zin dreigt het ze tóch door de strot gedrukt te worden. Daarom mag dat niet gebeuren.
Want het feit dat de linkse randstedelijke elite van Nederland zichzelf blijkbaar zó moreel superieur waant, dat 92% van de Nederlandse bevolking in zou moeten binden in de manier waarop ze een kinderfeest vieren, terwijl in de meeste gevallen noch deze linkse elite, noch de minderheden die ze claimen te vertegenwoordigen überhaupt “last” hebben van dit feest, dat is voor mij een reden waarom Zwarte Piet, in ieder geval op dit moment, niet aangepast moet worden. Niet vanwege dat kinderfeest. Maar vanwege het recht dat gewone Nederlanders hebben om zélf te besluiten hoe ze hun cultuur beleven en hun feesten vieren. Dat zie ik als fundamenteel.
Een linkse domineeselite vs. het Nederlandse volk
Wat hier vooral schrijnend is, is de totale desinteresse van deze elitairlinkse zedenpredikers voor de gevoelens en de grieven van de vóórstanders van Zwarte Piet, in scherp contrast met de compassie en het inlevingsvermogen dat ze aan de dag leggen jegens allochtone klaagmensen uit het gesubsidieerde antiracismecircuit. Zoveel begrip als er vaak is voor bijvoorbeeld moslimterroristen (“ze moorden omdat ze zich gediscrimineerd voelen en geen kansen krijgen, we moeten met ze in gesprek en proberen ze te bereiken en begrijpen.”), zo afwezig is het begrip voor gewone Nederlanders die een feest vieren (“ze verkleden zich als Zwarte Piet omdat het bekrompen provincialen zijn. Je kunt toch gewoon dat feest aanpassen? Zeur niet zo, schik gewoon een beetje in. Doe wat wij bevelen.”)
We zien dat intochten worden aangepast omdat bestuurders op eigen houtje ineens besluiten dat Zwarte Piet “niet meer van deze tijd” is. Wie zijn deze bestuurders, dat zij de morele autoriteit zouden hebben om dit soort besluiten te nemen, waar iedereen zich maar naar te voegen heeft? Waarom mogen de gewone mensen die het feest vieren niet bepalen wat “van deze tijd is?” Het geeft blijk van een misselijkmakende arrogantie die we vaak bij bestuurders zien: totaal lak hebben aan wat de bevolking wil en in plaats daarvan de keuzes maken waarmee je in de eigen sociale omgeving mooie sier kunt maken. “Kijk mij eens Progressief zijn, ik heb geholpen Zwarte Piet af te schaffen.” Waarna de schouderklopjes van de linksprogressieve medenarcisten volgen.
Foto: Zwarte Piet blijft, Quinsy’s van Nederland, of je het wil accepteren of niet. Neem nog een pepernoot om het te verwerken.
Volkswoede: “Tot hier en niet verder”
Ik vermoed dat de weerzin jegens deze aanstootgevende morele arrogantie, de houding van “jullie deugen niet, laat ons vertellen hoe je je moet gedragen,” één van de meest belangrijke factoren aan het worden is in het elk jaar groeiende verzet tegen aanpassingen. Het gaat niet meer om de traditie zelf, maar om de wijze waarop onze verwaande elite meent de rest van het land haar meningen en opvattingen per decreet meent te mogen opleggen.
Steeds meer gaat deze discussie over de vraag of gewone mensen nog wel iets te zeggen hebben over de wijze waarop ze hun leven leiden. Hoe bizar het ook klinkt, daar begint Zwarte Piet nu een symbool voor te worden, voor een volk dat weigert zich de wet voor te laten schrijven door een elite van zelfingenomen ivorentorenbewoners.
Velen in dit land voelen instinctief een afkeer van volgevreten, arrogante Farizeërskliekjes die zichzelf als de morele avant-garde van de samenleving presenteren, dat zit een beetje in onze volksaard. Als Nederland zijn we in de vorige eeuw namelijk uitgekeken geraakt op zelfbenoemde fatsoensautoriteiten die ons belerend toespreken over wat we zoal wel en niet mogen doen in onze vrije tijd. Of dat nou de dorpspastoor is die je voorschrijft hoe je je geslachtsgemeenschap dient te bedrijven of de VARA-cabaretier die je voorschrijft hoe je je mag verkleden voor een kinderfeest, wij zijn een vrij land en een vrij volk, en wij bepalen zelf wel hoe wij onze feestjes vieren. Daar heeft geen zelfbenoemd geweten van de maatschappij van buitenaf iets over te zeggen.
Van Dokkum de victorie dus.